Verwondering is het uitgangspunt van het nieuwe filosofische essay van emeritus hoogleraar wijsgerige ethiek Paul van Tongeren. In Willen Sterven. Over de autonomie en het voltooide leven onderzoekt hij: Wat betekent het als iemand zegt dat hij dood wil? En hij stelt de prikkelende vraag: kan dat eigenlijk wel, dood willen?
Sterven is een proces dat je in veel gevallen bewust meemaakt. Daarom kun je er iets van ‘willen’, bijvoorbeeld dat het pijnloos, snel of langzaam gaat, temidden van anderen of juist zoveel mogelijk alleen. De dood zelf valt echter buiten onze ervaringswereld. Dus vraagt Van Tongeren zich af: kun je überhaupt wel dood willen? Hij betwijfelt dat, want – zo stelt hij – degene die dood is, is geen ‘ik’ meer. Als ‘ik’ niet dood kan zijn, kan ik dan wel dood willen?
Ben ik wel in staat om mijn eigen wil te bepalen als het mijn eigen dood betreft? Uitgangspunt van Van Tongeren is daarom dat we niet te snel moeten veronderstellen dat als iemand zegt dat hij dood wil, de betekenis van die wens evident is.
Met behulp van het werk van Nietzsche, Hannah Arendt en Augustinus gaat Van Tongeren een interessant filosofisch gedachte-experiment aan. Hij legt de complexiteit bloot van termen als autonomie en vrijwilligheid. In hoeverre bestaat er zoiets als een autonome wens ‘zonder sturende invloed van buitenaf’? Hij betoogt dat het ‘op z’n zachtst gezegd naïef is om te denken dat maatschappelijke druk tussen haakjes gezet kan worden’. Hij schaart zich dan ook bij de critici die stellen dat de thematiek van ‘voltooide leven’ teveel op het individuele niveau en te weinig op het maatschappelijke niveau wordt geanalyseerd en geïnterpreteerd.
De mens is een strevend en verlangend wezen, aldus Van Tongeren. Het vermogen om te kiezen stelt ons in staat om de voorkeur te geven aan het één boven het ander. Maar onze voorkeur blijft ‘ook altijd gebonden aan wat reeds voorgegeven is’. De ‘willende en kiezende’ mens is dus gelijktijdig onafhankelijk als afhankelijk, zo betoogt hij.
Dit geldt in nog sterkere mate voor radicale existentiële keuzes; keuzes waarin een mens beslist over zijn leven zelf, over wie hij of zij wil zijn. Een keuze wordt dan een keerpunt. Het impliceert namelijk een wezenlijke verandering. Maar door te kiezen, wordt ook iets anders uitgesloten. Dat maakt de kiezende mens intrinsiek kwetsbaar en onzeker.
Existentiële keuzes gaan daardoor dus veelal gepaard met innerlijk conflict, stelt Van Tongeren in Willen sterven. “We kunnen immers onder de voorgewende zelfverzekerde eenheid van de wil die zichzelf bepaalt weldegelijk het conflict van gevoelens en gedachten herkennen. Is onze zelfverzekerdheid niet een maskerade voor de onzekerheid en twijfel of we de juiste keuze hebben gemaakt? Wie kent niet de ervaring dat een wilsbesluit, schijnbaar beslist en zelfverzekerd genomen, in feite een sprong was, een gok, ‘op hoop van zegen’, en pas achteraf als eigen besluit is toegeëigend?” (p.46-47).[pullquote]Wat betekent het als iemand zegt dat hij dood wil?[/pullquote]
Zeker in het eerste deel van het essay lijkt de filosofische exercitie af en toe wel wat af te drijven van de ervaringswereld van concrete mensen die dagelijks lijden aan leven en dood willen. Filosofisch gezien kun je misschien niet dood willen, of is het niet logisch, maar het bestaat wel: de zelfgekozen dood is van alle tijden. Van Tongeren realiseert zich dit door te stellen: abstraheer ik niet teveel? Om dit te ondervangen toetst hij zijn betoog aan de praktijk.
Hij maakt hiervoor gebruik van twee bronnen. Allereerst verkent hij de autobiografische reflecties over ouderdom en de zelfgekozen dood van de Zuid-Afrikaanse auteur Karel Schoeman, beschreven in het boek Slot van die dag. Ook bespreekt hij uitvoerig de uitkomsten van mijn fenomenologische onderzoek naar ouderen die hun leven als voltooid beschouwen en als gevolg daarvan een zelfgekozen levenseinde verkiezen. Met behulp van deze twee empirische bronnen toetst hij of er een verband is tussen de filosofische overwegingen en de concrete ervaringen van mensen die zeggen dood te willen.
Nu is het altijd boeiend om te lezen hoe iemand anders jouw werk beschrijft. In dit geval vond ik het mooi te lezen hoe zorgvuldig hij de verhalen van mijn deelnemers bestudeerd heeft. Waar ik tijdens het lezen echter wel van opkeek, was het feit dat Van Tongeren ten onrechte schrijft dat ik – in mijn boek Voltooid leven, over leven en willen sterven – ‘pleonastisch’ zou spreken van een ‘schijnbare paradox’. Vervolgens oppert hij zelfs dat ik me ‘te weinig lijk te realiseren dat een paradox slechts een schijnbare tegenspraak is’.
De genoemde pleonastische woordcombinatie komt echter nergens in mijn boek voor. Na onderling overleg is het misverstand opgehelderd en blijkt het een fout die ten onrechte aan mij is toegeschreven. Niet leuk, maar het kan iedereen overkomen. Dit incident wees mij er wel weer op hoe belangrijk het is om citaten nauwkeurig te checken bij de bron om er zeker van te zijn dat je de geciteerde auteur recht doet.
Want als mijn onderzoek iets heeft blootgelegd is het precies dit paradoxale, innerlijke conflict. De periode tussen het voornemen van een zelfgekozen levenseinde en het al-dan-niet daadwerkelijk uitvoeren ervan ervaren mensen vaak als een ambivalent en dubbelzinnig proces. Een constant dilemma. Ze worden heen en weer geslingerd tussen tegenpolen in zichzelf. Tussen gevoelens van onthechting en gehechtheid. Tussen urgentie en uitstel: het gevoel dat je ‘er helemaal klaar mee bent’, en tegelijk is er nog een sluimerende hoop dat ‘de toekomst misschien toch nog iets in petto heeft’. Tussen uitzichtloosheid en vitaliteit: naar de dood verlangen en toch ook een staaroperatie plannen omdat je zo van lezen houdt. Of elke dag 45 minuten op de spinning bike trainen om zo fit en vitaal mogelijk oud te worden…
Dit soort ambivalenties moet je niet zien als twijfelzucht of als afwijkende onzekerheid, maar als een volstrekt normaal fenomeen. Ambivalenties zijn inherent aan complexe keuzes, misschien zou je eerder bezorgd moeten zijn als mensen niet ambivalent zijn. Daarom spreek ik in dit kader meestal van tegenpolen die tegelijkertijd waar (kunnen) zijn. Mijn onderzoek toont echter wel aan dat deelnemers vaak veel moeite hadden om deze meerstemmigheid of schijnbare tegenspraak in zichzelf te dulden, laat staan te aanvaarden. Terwijl ik denk dat het juist zo belangrijk is om dit soort ambivalenties onder ogen te zien, te erkennen en een poging te wagen ze onder woorden te brengen en ze daarmee enigszins te ontwarren.
Aan het einde van zijn boek komt Van Tongeren niet met een stevig normatief oordeel. Dat was ook nadrukkelijk niet zijn doel. Maar hij komt wel tot een aantal concluderende gedachten over de wil en de autonomie in de context van het zelfgekozen levenseinde. Zo stelt hij dat de wil ‘een hoogst problematisch vermogen is’. Ook wijst hij erop dat de wil niet individueel begrepen moet worden. Hij eindigt zijn betoog met een oproep om vooral naar elkaar te luisteren (zonder direct van alles te willen oplossen). Willen Sterven is wat mij betreft een lezenswaardig essay dat tot nadenken stemt. En dat is waarschijnlijk precies wat Van Tongeren ermee voor ogen had.
(Een kortere versie schreef ik eerder voor TGE, Tijdschrift voor Gezondheid en Ethiek.)
1 reactie
Bram Hengeveld
Heeft het verkeerd interpreteren van je boek/onderzoek niet geleid tot schade aan zijn uiteindelijke conclusies over het onderwerp van ‘willen sterven’?