Ik zag hem al liggen toen ik de trein in liep, hij leek te slapen, uitgezakt over twee stoelen. Hoofd diep in een capuchon. Achter hem is nog plaats en ik en mijn rolkoffer gaan daarheen. Op het perron staan mijn ‘loved ones’ om mij uit te zwaaien. Er is nog even tijd, we trekken wederzijds wat gekke bekken en dan gaat de trein rijden. We zwaaien tot we elkaar niet meer zien, over een kleine week zie ik ze terug. Nu op naar Schiphol om mijn vliegtuig te halen. Uit mijn tas diep ik wat vakliteratuur en een leesbril op en ik probeer mijn tijd nuttig te besteden.
Deze keer is de ‘kaartjescontrole’ mooi op tijd. De conducteur loopt vriendelijk iedereen bij langs om de vervoersbewijzen te controleren. Ik pak mijn businesscard alvast en zit ermee in mijn hand, klaar voor controle. Bij de meneer voor mij moet hij wat moeite doen om contact te krijgen: ‘Meneer, uw vervoersbewijs alstublieft.’ Ik kan de ‘slapende’ meneer niet zien want ik zit achter de hoge rugleuningen, ik zie alleen de conducteur die zich niet goed raad weet. Hij blijft maar herhalen: ‘Uw vervoersbewijs alstublieft’, en ‘Word wakker’.
Dan volgt een uitleg dat je niet mag reizen zonder geldig vervoersbewijs. De man geeft geen sjoege. Als we 20 minuten onderweg zijn en stoppen bij het eerste station zie ik de conducteur naar buiten gaan en bellen en door zijn portofoon spreken. Ik neem aan dat hij assistentie vraagt. De trein blijft stil staan. Best lang. Ik denk bij mijzelf: ‘Ben ik nu een slecht mens dat ik hoop dat ik mijn vliegtuig nog haal?’ Ik weet immers niet hoe de meneer voor mij het maakt.
Dan komen er hulptroepen. Drie politiemensen met zwart-gele jassen. Twee zijn blonde vrouwen. Ze buigen zich over de man en proberen contact met hem te krijgen. Dat lukt niet één-twee-drie. Dan ineens komt er een man ‘in burger’ die nogal handelend optreedt. Hij toont een badge waarop staat dat hij iets hoogs bij de politie is, en neemt de leiding ongevraagd over. Dat doet hij heel doortastend, in zoverre dat hij nogal luid zegt dat de man alle reizigers ophoudt en dat hij nu mee moet werken. Hij begon ook aan de man te sjorren.
Ik moet zeggen dat ik mij steeds meer zorgen ging maken over de man voor mij. ‘Als hij echt zo diep slaapt, wordt hij dan wel weer wakker? Wat is er toch met hem aan de hand?’ Maar de grote man in burger heeft andere prioriteiten, zo lijkt het, de trein moet verder reizen. Maar sjorren en scanderen heeft geen effect. De grote man gaat nu over tot een meer persoonlijke aanpak: ‘Meneer u stinkt, de HC (hoofdconducteur) wil u uit deze trein hebben.’ Het heeft geen zichtbaar effect en de grote man doet een stap terug om iets met de conducteur te overleggen.
Dan doen de twee blonde agentes rustig een stap naar voren. De ene zegt heel vriendelijk: ‘Meneer, we maken ons zorgen over u.’ En de slapende meneer zegt ineens: ‘Dat vind ik lief.’ Pff, wat een opluchting. Er is contact. Er is wat geharrewar en de man wordt uit de trein begeleid. Hij heeft geen vervoersbewijs. De agentes blijven bij hem op het bankje voor mijn raam. Ze spreken hem vriendelijk toe en ze nemen contact op voor (medische) assistentie. De trein rijdt verder.
Ik mis mijn aansluiting maar ik haal mijn vliegtuig. Hoog in de lucht mijmer ik nog voort over deze bijzondere ontmoeting. De man in burger zag een obstakel voor het vervolg van de treinreis, de agentes een kwetsbare man waar ze menslievend mee omgingen. Niet alleen de man in kwestie, ook de treinreizigers waren meer geholpen met de tweede benadering. Ondanks de interruptie van een meerdere waren de agentes standvastig en stelden zij de zorg voor deze man centraal. Vol goede moed ga ik naar mijn ethiekcongres toe.
Swanny Kremer
0 reacties