Ik loop het ziekenhuis in samen met een bejaard (echt)paar. Bij de ingang gaat het al ‘mis’: tegen de aangegeven looproute in lopen ze naar de balie. Als ik ze even daarna passeer hoor ik ze tegen de receptiemedewerker zeggen: ‘Wij komen voor de dokter.’ Vol vertrouwen dat het goedkomt kijken ze de medewerker aan. ‘Welke dokter?’, vraagt de medewerker, ‘er werken hier heel veel dokters’. De oude dame begint in haar tas te zoeken naar een brief, en zegt ondertussen, ‘Nou, de dokter waar ik van de huisarts heen moet.’ Ik verbijt een glimlach en loop door. ‘Heerlijk dat vertrouwen’, denk ik terwijl ik naar het lab loop voor bloedafname.
Een paar dagen later loop ik weer het ziekenhuis binnen, nu met mijn lief naast mij. Ik vertel hem van de oudere mensen van de keer ervoor: ‘Knap, dat vertrouwen’, zeg ik. Hij zegt: ‘Verschrikkelijk, dat je het zo kwijtraakt. Zo wil ik niet oud worden.’ Ik knik voor mij uit. ‘Zo kun je het ook zien’, zeg ik.
Hoe dichter ik bij mijn arts kom, hoe nerveuzer ik word. Mijn bloed is toch een beetje een black box en ik moet nog wel even mee. Mijn dochter is nog te jong om achter te moeten laten. Het hart klopt steeds hoger in mijn keel, maar ik babbel door. In de wachtkamer kijk ik naar het wandkleed van Pink Ribbon, naar de posters van haarwerken en workshops om je ‘weer mooi te voelen’. Ik zucht en denk weer: ‘Dit is de wachtkamer waar je niet wilt zijn.’
We hoeven niet lang te wachten, mijn arts roept ons op met (per ongeluk) de achternaam van mijn lief. Hij is een bekende in dit medische wereldje. We kijken elkaar even verward aan en gaan naar binnen. ‘Zo, wat een strak bekje’, zegt mijn arts. Vervolgens vraagt hij hoe het gaat. Ik vertel dat ik zenuwachtig ben, dat ik altijd weer een knoop in mijn maag heb voor de controle. Maar dat ik ook leef en geniet. Dat ik naar Malta ben geweest naar mijn grote bonuszoon, en dat mijn bonusdochter daar vanuit ‘haar land’ ook heenvloog: ‘Heerlijk om daar met alle kinderen te zijn.’ Verder vertel ik over andere plannen die in de toekomst liggen, een vakantie met mijn dochter en ook één met mijn lief. ‘Ik kijk dus vooruit en maak plannen’, zeg ik, ‘eerder durfde ik dat niet meer.’
‘Maar hoe zit het met mijn bloed?’, vraag ik en ik voel mij dapper. ‘Dat gaat de goede kant op’, zegt mijn arts, ‘we zijn er nog niet maar ik heb er alle vertrouwen in dat het goedkomt.’ Ik knik en kijk na een blik op mijn lief geworpen te hebben mee op zijn beeldscherm. Ik zie dat de grafiek daalt, een dal is in dit geval goed. ‘Hoever moet het nog omlaaggaan?, vraag ik. ‘Onder de tien’, zegt mijn arts. ‘En wat als ik dat niet haal’, vraag ik door, ‘wat dan?’.
Mijn arts zegt: ‘Ik heb vertrouwen. Waarom jij niet?’ Mijn lief schuift op en neer op zijn stoel. Ik denk aan mijn vader die na een zeer kort ziekbed stierf aan leukemie, aan mijn man die ook ‘zomaar dood was’. ‘Kanker kan soms rare dingen doen’, zeg ik.
‘Dat snap ik’, zegt mijn arts. ‘Zeker gezien uw ervaringen. Maar ik heb er vertrouwen in en dat wil ik tonen. U mag kiezen. De volgende controle over vier weken of over twee maanden.’ Mijn arts en mijn lief kijken mij verwachtingsvol aan.
Ik voel stress. Hardop denkend zeg ik: ‘Ik ben blij dat ik niet 30 jaar geleden leefde.’ Mijn arts knikt en zegt: ‘Dan was u er waarschijnlijk niet meer geweest.’ Met verdriet denk ik aan mijn vader die 30 jaar geleden stierf. Soms lijkt het als gisteren.
‘Wat kies je’, komt mijn lief op de vraag terug. ‘Ik vind het moeilijk’, zeg ik. ‘Zullen we zes weken doen?’ Mijn arts lacht en zegt: ‘Die zag ik niet aankomen. Dat past niet in mijn autistische brein.’ Mijn lief lacht mee, waarna beiden met de ‘zachte hand dwingen’ om te kiezen. Op de valreep zeg ik: ‘Oké, we doen twee maanden.’
Hand in hand lopen we het ziekenhuis uit. Ik repeteer wat er gebeurd is en maak een samenvatting in mijn hoofd waarna ik mijn moeder de uitslag doorbel. In de auto naar huis zeg ik tegen mijn lief: ‘Leuk hè, verkering?’. Hij knijpt in mijn hand onder het rijden en zegt: ‘Ja, en we kunnen nog heel lang samen zijn. Ga dat nu ook eens geloven!’.
Wat vertrouwen betreft, kan ik nog veel leren van het oudere stel: ‘Wij komen voor de dokter.’ Maar ik vind het moeilijk. Je kunt je best goed voelen en een slechte uitslag krijgen, maar andersom ook: pijn hebben die niets doet met je prognose.
Ik slik, en zet een knop om. Ik wil mijn leven niet laten beheersen door angst. Regie over kanker heb ik niet. Maar vertrouwen in mijn arts heb ik wel.
‘Ja, we gaan nog heel lang samen genieten’, zeg ik, waarna ik zijn hand pak en er een zoen op druk.
3 reacties
Cees van Staveren
Dag Swannie,
alles wat je schrijft is zo logisch, dat je elke keer weer bang bent dat het misschien niet goed zal zijn, zeker ook wat je in je nabijheid ervan meegemaakt hebt. Gelukkig valt het mee en je hebt veel voor te leven, je dochter, poliskinderen, vriend, familie, vrienden, werk en nog veel meer. Doorgaan Swannie, gr., Cees van Staveren.
Cobi
Swanny wat pittig elke keer weer! Fijn dat het de goede kant opgaat!
Peter Braun
Heel lief Swanny. En zo goed voorstelbaar. Sterkte met alles. Vertrouwen sluipt soms binnen maar sprint weer weg als het niet uitkomt. Ik eens je veel vertrouwen en gezondheid toe😘