Afgelopen september kwam het boek Verlieskunst uit, dat ik schreef met de Deense rouwexpert Mai-Britt Guldin. Wat hebben verlies en rouw met zorgethiek te maken? Waarom is het thema van dit boek zo pijnlijk actueel? En wat zou het kunnen betekenen om staande te blijven in deze roerige tijd? Een paar reflecties aan het einde van dit kalenderjaar.
De voortdurende oorlog in de Oekraïne, de grove schendingen van mensenrechten in het Midden-Oosten, de veranderingen in het klimaat, het verval van de democratie in Nederland, de opleving van racisme en verdere polarisatie, de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen, de bezuinigingen op hoger onderwijs; het zijn maar een paar dieptepunten van een jaar van verlies dat er bij veel mensen inhakt. Uit de psychologie weten we dat verlies harder binnenkomt dan winst. Het leidt zelfs tot wat Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman ‘verliesaversie’ noemt: het uit de weg gaan van verlies. Ik hoor dan ook geregeld om mij heen dat mensen de neiging hebben zich terug te trekken in een van de vele beschikbare bubbels. Want bovenop deze mondiale en nationale ontwikkelingen hebben velen van ons ook persoonlijke verliezen geleden dit jaar: een familielid, een relatie, een vriendschap, hoop, gezondheid, dromen. Hoeveel verlies kan een mens eigenlijk aan?
Ik heb me regelmatig afgevraagd wat zorgethiek nog kan betekenen in een jaar waarin alles waar we voor staan (“het bouwen aan een leven ondersteunend netwerk”) voortdurend zo keihard en in vele toonaarden wordt afgebroken. Toen Hartmut Rosa begin dit jaar een lezing gaf aan de Universiteit voor Humanistiek vroeg hij zich openlijk af of we als kritische burgers onze strategie niet zouden moeten veranderen? Als decennia protesten voor een betere wereld niets lijken uit te halen, zouden we dan niet op zoek moeten naar een andere manier om aan het goede te werken: zou het zoeken naar resonantie met wat onze humaniteit bevordert hier een weg kunnen zijn?
Rosa’s oproep om de wereld te veranderen door eerst naar binnen te keren en resonantie te zoeken sloot voor mij aan bij een langer durende zoektocht naar de relatie tussen zorgethiek en zingeving. Want ook als alle machtsverschillen in de wereld opgeheven zou zijn, en iedereen de verantwoordelijkheid zou voelen om een bijdrage te leveren aan de zorg die nodig is, zou de vraag naar zingeving nog niet opgelost zijn. Zorgethiek vertrekt vanuit praktijken en is via het handelen principieel naar buiten gericht: het bouwen aan een leven ondersteunend netwerk. Maar hoe loopt de weg naar binnen, naar de betekenis hiervan voor een zinvol leven?
Ik zie zorg als een antwoord op de uitdagingen van het menselijk bestaan, onze ‘human condition’. Die ‘human condition’ is niet eenvoudig, want ze vormt een voortdurende uitdaging en opgave, volgens de denktraditie van het existentialisme die ik hier volg. Ze is getekend door grote vragen, ‘ultimate concerns’ die vragen om een persoonlijk antwoord van ieder van ons. Zorg raakt daarmee aan dezelfde ‘ultimate concerns’ die ons als mens definiëren en waarin we onze weg moeten zoeken naar een zinvol leven:
De grote thema’s van sterfelijkheid, verantwoordelijkheid, isolement, en zinloosheid, zijn intrinsiek verbonden met het menselijk bestaan, en met zorg als een antwoord op de uitdagingen van dit bestaan. Het is niet moeilijk om te zien dat deze thema’s in het huidig tijdsgewricht voor het oprapen liggen na de existentiële aardbevingen van de afgelopen tijd. Maar hoe hiermee om te gaan? Hoe hierin je weg te zoeken?
In ons boek Verlieskunst proberen we hier een antwoord op te geven door de insteek te nemen dat ieder mensenleven vol verliezen zit, en dat het hiervan bewust worden en rouwen om deze verliezen ons in verbinding kan brengen met de existentiële dimensie van het leven. Daarvoor hebben we echter eerst wat breek- en verbouwingswerk moeten doen in de theorieën van verlies en rouw.
Wie kijkt naar het rouwonderzoek tot nu toe, zal immers ontdekken dat de theorievorming met name vanuit de psychologie is ontwikkeld, met een nadruk op rouw na overlijden, en nauwelijks tot geen aandacht voor de existentiële dimensie. Het heeft ons ertoe gebracht een nieuw theoretisch model te ontwerpen, dat breder insteekt en het mogelijk maakt om bestaande theorieën en benaderingen te integreren en combineren: het integratieve procesmodel of IPM. Het IPM onderscheidt vijf dimensies die allemaal van belang zijn, en ieder hun eigen toegang tot de existentiële dimensie van het bestaan bieden: lichamelijk, emotioneel, cognitief, sociaal en spiritueel. Daarmee nodigt het IPM ons tot de vraag: hoe kunnen we door de verliezen in ons leven in contact komen met de ultimate concerns van sterfelijkheid, verantwoordelijkheid, isolement, en zinloosheid? Hoe kan deze confrontatie ons helpen te transformeren tot rijpere en meer authentieke mensen? Zorg speelt een centrale rol in deze transformatie, omdat zorg het primaire antwoord is op onze ‘human condition’: door te bouwen aan een leven ondersteunend web, geven we antwoord op onze kwetsbaarheid, in verantwoordelijkheid en verbondenheid, en ervaren daarmee zin en betekenis in ons leven.
Het boek Verlieskunst’ geeft vele handvatten om met onze verliezen in het leven om te gaan, tegen de achtergrond van de ultimate concerns. Het boek is een uitnodiging tot zelfzorg die helpt bij de transformatie tot een meer evenwichtig en sterker mens. Daarmee draagt het bij aan een transformatie van onze wereld tot een plek waarin wij mensen te midden van alle andere levensvormen zo goed mogelijk kunnen leven. Op het congres van het Care Ethics Research Consortium in januari zullen Mai-Britt en ik betogen dat de tijd rijp is om de bekende zorg-definitie van Joan Tronto en Berenice Fisher licht bij te stellen tot ‘all activities we do to repair, maintain, and transform our world so that we may live in it as well as possible’. We hopen dat voorstel op enige resonantie kan rekenen.
Literatuur:
0 reacties