Mijn bloed ‘borrelt’. Ik zie het in de grafiek die mijn arts toont. Een lijn die als een massieve bergwand omhoog schiet. Ziek voel ik mij niet en vermoeidheid went. Een beetje althans. ‘Denk vast na’, zegt mijn arts nadat hij mij drie behandelopties heeft voorgelegd: een ‘harde knal’, een redelijk mild traject en eventueel een experimentele optie.
Toch moeilijk om dit alleen te doen, merk ik. ‘Sinds Corona’ is het verzoek om zo mogelijk zonder gezelschap naar het ziekenhuis te komen. Maar nu de controles, en daarmee gelijk oplopend de spanningen, toenemen verzoek ik of ik volgende keer iemand mag meebrengen.
Samen
‘Wil je met mij mee?’, vraag ik mijn ‘prille liefde’. Geen idee of dat slim is. Hij merkt nog niet zo veel van mijn kanker en dat wordt dan wel anders. Maar ik wil hem er graag bij hebben. ‘Natuurlijk’, zegt hij, ‘maak je je er druk om?’
Bij de arts kijken we over onze mondkapjes heen naar mijn berglandschap op de computer. ‘Tussen nu en een half jaar ongeveer’, zegt mijn arts. Ik knik en spiek stiekem opzij. Hij stelt slimme vragen. Laat de behandelopties opschrijven om op te zoeken. Ik voel mij wat verscheurd. Ik vind het heel fijn om daar nu samen te zijn en vind het tegelijk doodeng: de kanker wordt nu zichtbaar voor hem.
Subject
Bij het lichamelijk onderzoek gaat hij weg, dat heb ik vooraf gevraagd. Terwijl ik op een stuk wit afrolpapier lig vraagt mijn arts: ‘Is dit hem?’. Eerder had ik hem verteld dat ik verliefd ben. Hij begreep meteen de onderliggende vraag: ‘Kan ik ‘dit’ iemand aandoen?’ Het antwoord was toen ‘ja’.
‘Ja, dit is hem’ zeg ik. ‘O’, knikt mijn arts, ‘ik dacht het al, maar omdat hij nu weg gaat begon ik te twijfelen’. Terwijl ik word onderzocht vertel ik dat ik voor hem een subject ben, en dat ik voor mijn arts meer een object ben: ‘Ik wil die twee rollen niet vermengen, ik vind het al lastig genoeg,’.
‘Hij gaat het nu wel zien dat je een ziekte hebt’, zegt mijn arts. Ik knik en zeg: ‘Ik weet het. Ik heb het bij onze eerste afspraak meteen verteld, maar meemaken is anders.’
Acclimatiseren
Op de terugweg bel ik mijn moeder en app de (grote) kinderen. De uitslag is niet onverwacht en er zijn verschillende behandelopties. In mijn ziekteverhaal is dit goed nieuws. Gedachten flitsen echter nog alle kanten op door mijn hoofd.
Bij hem thuis drink ik gemberthee uit zijn Rolling Stones beker, even acclimatiseren. Ineens zie ik hem in de keuken gebogen staan over een kleine spiegel. ‘Wat doe je?’ vraag ik. Zijn donkere wenkbrauwen dansen omhoog en hij zegt: ‘Ik trek een grijze haar uit, ik epileer. Dat kan toch wel?’
Ik merk een enorme opluchting en lach. ‘We kunnen wel vaststellen dat we nu echt verkering hebben.’ zeg ik. ‘Dat was al wel zo, maar nu helemaal.’
Swanny Kremer
4 reacties
Erwin Apperloo
Swanny, jij dichteres van de schoonheid en de troost; verdichte lichtheid die zwaarte even doet wijken. Nooit genoeg.
Jaap van Vliet
Weer heel mooi verwoord, Swanny. Ik wens jou/jullie heel veel geluk!
Hans van de Kreeke
Mooi Swanny! Gefeliciteerd met je kanjer!
Dag,
Hans.
Peter Braun
Swanny,
weer heel mooi beschreven wat er in je omgaat en hoe de mensen op jou reageren en vice versa. Alsof ik er bij ben. Mooi en knap. En sterkte met alles.