2 – 3 minuten

0 reacties

De dokter heeft vele taken: naast het genezen van ziektes, is de dokter ook een praatpaal, een biechtvader, een orakel van Delphi, een verstrekker van alibi’s, een zoethouder, een verwijzer of een eye-opener. Schijnbaar moeiteloos wordt de gezonde en de zieke patiënt op zijn wenken bedient. Het belangrijkste doel is dat de gezonde patiënt niet ziek mag worden en de zieke patiënt niet het leven laat.

De stervende patiënt echter maakt het de dokter soms heel moeilijk: de stervende is al ziek en mág het leven laten. De stervende zweeft tussen hemel en aarde en zoekt het juiste moment waar naar toe te gaan. “Laat me maar dokter”, zegt een wanhopige met veel pijn, terwijl je als arts nog wel wat te bieden hebt aan pijnverlichting en je weet dat het einde nog niet nabij is. Nog niet laten gaan dus. Terwijl een paar dagen later dezelfde patiënt verzucht om nog een paar dagen te kunnen leven want dan kan de kleinzoon uit Canada nog gezien worden. Zelf weet je beter, dat zal niet gaan lukken en je moedigt de patiënt aan de dingen te laten komen zoals ze moeten komen.

De dokter die vroeger heeft gevliegerd kent die ervaring: te hard trekken geeft ellende, af en toe laten vieren leidt de vlieger tot grote hoogte. De vlieger leidt, niet degene met het touw in handen. Zo is het met de stervende ook. Die heeft altijd het eerste en het laatste woord, de dokter doet er beter aan te volgen met af en toe de teugels in de handen te houden.

Nu heeft die dokter nog wel meer te doen en zijn het natuurlijk de belangrijke anderen die de stervende nabij staan. Meestal is dat thuis, maar dat is soms vliegeren in zwaar weer. Een hospice, een sterfhuis, kan dan uitkomst bieden. Een warm nest omringd door dierbaren met de zorg van vrijwilligers. Geruststellend is te weten dat in een hospice het vliegeren tot kunde en kunst is verheven. Vasthouden als het kan, loslaten als het moet.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *