Ik ben Meike Schellekens, 29 jaar oud en ik woon met mijn vriend samen in Den Bosch. Sinds ik op mijn 15e ging werken als weekendhulp in de ouderenzorg lopen thema’s rondom ouder worden, ouderenzorg en zingeving als rode draad door mijn opleidingen en werk heen. Ik heb een aantal jaar gestudeerd aan de Design Academy Eindhoven voordat ik aan de bachelor Humanistiek begon. Die rondde ik af met een scriptie over hoe verpleegkundigen afstemmen op de kwetsbaarheid van bewoners. Het was voor mij dan ook een logische keuze om me verder te verdiepen in de zorg en de master Zorgethiek en beleid te gaan volgen. Gedurende de master zorgethiek heb ik een werkervaringsplek als beleidsmedewerker in een zorgorganisatie gehad en heb ik bij Vilans (landelijke kennisorganisatie voor langdurende zorg) als junior onderzoeker en adviseur gewerkt binnen team Persoonsgerichte Zorg.
Het onderwerp van mijn thesis is de omgang van verpleegkundigen met fysieke intimiteit van de oude mensen voor wie zij zorgen in het verpleeghuis.
Het fascineert mij hoe we in onze maatschappij kijken naar en omgaan met ouder worden en oude mensen. Het is onvermijdelijk dat we allemaal ouder worden en toch lijken veel mensen het uit de weg te willen gaan. Er worden allerlei stereotype eigenschappen toegeschreven aan hen die oud zijn, waaronder het niet meer aantrekkelijk of seksueel actief zijn.
Daarnaast vind ik het heel interessant hoe de zorg voor oudere mensen wordt vormgegeven en welke structuren daarin te zien zijn. Directe aanleiding voor het onderwerp was een moment waarin een collega benoemde dat een bewoner geen ‘vieze plaatjes’ zou mogen kijken en daarom ’s avonds geen IPad aan hem gaf. Dat intrigeerde me en riep veel vragen op, want waarom zou iemand dat op zijn eigen kamer niet mogen doen als hij verder niemand tot last was? Wat zegt dat over de beelden die er onder zorgverleners zijn over fysieke intimiteit? En hoe kan dat doorwerken in de zorg die geleverd wordt en in de mate waarin er voor bewoners ruimte is voor hun behoefte aan fysieke intimiteit?
Net zoals in de Utrechtse zorgethiek staat in dit onderzoek de vraag centraal wat goede zorg is, gegeven deze particuliere situatie. Om daar een antwoord op te vinden ben ik in lijn van de Utrechtse zorgethiek uitgegaan van wat zich in de praktijk voordoet aan geleefde ervaringen. Dit heb ik vervolgens in verband gebracht met theoretische concepten. Zo bestond een belangrijk deel van de thesis uit het in beeld brengen van mythes rondom ouderdom en seksualiteit, maar vooral ook het uitdiepen van het idee van relationele autonomie. Vanuit deze relationele lens wordt kritiek geleverd op een autonomie die uitgaat van een zelfredzame, onafhankelijke, rationele mens en een ideaal van individuele vrijheid dat inmenging van anderen per definitie als inperking van vrijheid ziet. En zowel Impliciet als expliciet staat in de gehele thesis de zorgrelatie tussen bewoner en zorgverlener centraal.
Het onderzoek gaat uit van een constructivist grounded theory approach. Deze methode bouwt vanuit geleefde ervaringen van respondenten een theorie op, waarbij oog is voor de complexiteit van verschillende werelden, visies en handelingen. Dit heb ik gedaan door zes verpleegkundigen te interviewen die een coachende rol hebben binnen hun teams. Zij waren allemaal werkzaam op verschillende afdelingen voor somatische zorg binnen een zorgorganisatie. De interviews begonnen met het tonen van een aantal afbeeldingen waarop fysieke intimiteit tussen oudere mensen te zien was, met daarbij de vraag wat de respondenten ervan vonden. Deze photo-elicitation was bedoeld om het onderwerp in te leiden, maar ook om het gesprek vooral te richten op fysieke intimiteit van oudere mensen zelf en weg te sturen van grensoverschrijdend gedrag van bewoners.
Binnen een constructivistische grounded theory worden onderzoeker, het onderzoeksproces en het onderzoeksproduct in de sociale, historische, culturele en situationele context geplaatst. Dat maakt dat ik ook reflecties op mijn eigen ervaringen binnen de zorgorganisatie en korte gespreksverslagen met andere mensen binnen de organisatie mee heb genomen in het onderzoek.
Het onderzoek was erop gericht om het vooral te hebben over fysieke intimiteit tussen oude mensen. Maar het bleek dat als je het over het onderwerp seksualiteit en intimiteit in het verpleeghuis hebt, het ook gaat over intimiteit binnen de zorgrelatie en over grensoverschrijdend gedrag vanuit bewoners. Het blijkt dus belangrijk om daar goed oog voor te hebben als het over dit onderwerp gaat.
Een andere verrassende bevinding was de grote rol van privacy op meerdere vlakken, mede daarom ook de titel ‘Onzichtbare grenzen’. Natuurlijk speelt privacy een grote rol als het gaat over fysieke intimiteit, maar het bleek dat in de dagelijkse praktijken in het verpleeghuis besloten ligt dat er gemakkelijk toegetreden wordt tot de persoonlijke ruimte van bewoners. Dit gebeurt op verschillende vlakken, namelijk de fysieke en lichamelijke ruimte (het verzorgen vereist toegang tot de kamer, de spullen, het lichaam), maar ook in het spreken over bewoners wordt veel persoonlijke informatie gedeeld. Het relationeel bekijken van fysieke intimiteit in het verpleeghuis lijkt structuren bloot te leggen die altijd aanwezig zijn, maar extra duidelijk worden wanneer ernaar gekeken wordt vanuit de ruimte die er is voor fysieke intimiteit.
Een belangrijke aanbeveling voor de praktijk is dat er meer handvatten nodig zijn voor zorgverleners om goed om te gaan met intimiteit en seksualiteit van bewoners. Daarnaast mag er naar mijn idee in beleid rondom privacy breder gedacht worden dan alleen wetgeving en AVG. Daarin zouden daadwerkelijke ervaringen uit het dagelijks leven van bewoners een belangrijkere rol mogen spelen. En breder bezien, wordt het met een groeiend aantal oudere mensen in onze maatschappij misschien ook tijd dat we op een andere manier naar oude mensen gaan kijken; hen als unieke individuen zien met eigen wensen, behoeften en verlangens. Ook op gebied van intimiteit en seksualiteit.
Op basis van dit onderzoek wordt aan de commissie mentaal welbevinden van de betrokken organisatie een aangepast rapport opgeleverd met meer concrete aanbevelingen voor de praktijk en hun organisatie. Daarnaast ga ik samen met Alistair Niemeijer een wetenschappelijk artikel schrijven op basis van deze thesis.
2 reacties
Marion
Ik ben vrij opgevoed en heb weinig moeite met seksualiteit en intimiteitsbehoeften bij bewoners. Maar ik zie ook collega’s die er wel moeite mee hebben. Het lijkt mij moeilijk voor bewoners wanneer hun behoefte ontkend of niet gezien wordt, juist als deze nog in genoeg mate aanwezig is. Heel mooi dat met dit onderzoek een stapje vooruit gezet wordt in dit tere onderwerp.
Vanhaverbeke Roger
Hallo,
Vind dit een prachtig werk…..waar véél te weinig aandacht aan besteed wordt….
Heb zelf als verpleegkundige en hoofdverpleegkundige en homo reeds verschillende negatieve kritieken ontvangen omdat ik een periode progesteron gel gebruikt heb en dit door de artsen (endocrinologen en cardioloog van het UZ Gent) beschouwd wordt als doping en bij de wet verboden is .
Ik heb als 71 jarige homo nood aan sex en seksualiteit en intimiteit en ik heb een relatie met een 61 jarige homo reeds gedurende méér dan 20 jaar en wij houden ECHT van elkaar en ik wil ook nog een erectie om de twee dagen ….dus vind ik het maar normaal dat ik dit product gebruik ook al kost het me véél geld….. maar dit is mijn probleem….
Veder vind ik ook dat er zelfs in de universitaire ziekenhuizen weinig begrip is voor de seksualiteit binnen de homo gemeenschap en weinig artsen ervaringsdeskundige zijn of om hulp vragen aan ervaringsdeskundigen binnen de andrologie…..
Ik heb het daar zéér moeilijk mee…. Het kan volgens mij ook anders….