Mijn naam is Christel Kings. In augustus 2017 studeerde ik af als verloskundige, waarna ik zowel in de eerste als in tweede lijn heb gewerkt. Ik heb het altijd belangrijk gevonden om de zwangere, barende of kraamvrouw centraal te stellen in de zorgverlening. Vanuit deze passie ben ik in augustus 2021 gestart met de opleiding Zorgethiek: eerst met de pre-master en na een tussenjaar met de master. Gedurende het tussenjaar ben ik zelf moeder geworden. Dit heeft mij er nog meer van overtuigd dat er op het gebied van cliëntgerichte zorg nog zoveel meer mogelijk is. Dit inzicht heeft me tevens geïnspireerd tijdens het werken aan deze thesis.
Ik heb kwalitatief onderzoek gedaan naar de constructie en reproductie van dominante discoursen in Nederlandse beleidsdocumenten voor verloskundige zorg, die ervoor zorgen dat er van zwangeren wordt verwacht dat zij tijdig prenatale zorg krijgen. In mijn werkende leven liep ik er als verloskundige soms tegenaan dat ideeën over goede zorg verschilden tussen cliënten en mij, of tussen cliënten en collega’s. Hoewel je allebei denkt het beste voor te hebben met de cliënt en het (ongeboren) kind, kunnen ideeën over goede zorg verschillen. Dit kan leiden tot wrijving in de zorgrelatie, wat de zorg uiteindelijk niet ten goede komt. Hoewel er meerdere relevante vraagstukken waren om op in te zoomen, trok het onderwerp van tijdig in prenatale zorg komen mij het meest aan door de dilemma’s die wij als verloskundigen kunnen ervaren wanneer wij het idee hebben dat cliënten zorg mijden. Er is geen kant-en-klaar antwoord voor hoe hiermee om te gaan in de praktijk. Daarnaast hebben cliënten het recht om autonome keuzes te maken, inclusief de keuze of, en wanneer zij in zorg komen. Dit maakte het voor mij bijzonder interessant om te onderzoeken waarom wij van zwangeren verwachten dat zij dit recht op autonome keuzes opzij zetten wanneer het gaat om het nakomen van zwangerschapscontroles.
Mijn onderzoek sluit goed aan bij de zorgethiek, omdat het uitgangspunt daarvan is dat de specifieke zorgbehoeften van de cliënt leidend zijn in het verlenen van zorg. Dit staat in contrast met aanbodgestuurde vormen van zorg, waarbij er een kant-en-klaar draaiboek klaarligt en ervan wordt uitgegaan dat dit aansluit bij de zorgbehoeften van alle zwangeren.
Ik heb een theoretisch onderzoek uitgevoerd waarin ik zorgethische literatuur heb bestudeerd over relationaliteit, machtsdynamieken en kwetsbaarheid in relatie tot de verwachtingen die aan zwangeren worden gesteld. Daarnaast heb ik geprobeerd de context te onderzoeken waarin deze verwachtingen worden gevormd, op basis van theoretisch onderzoek. Hierbij heb ik gekeken naar de normatieve verwachtingen die er in onze maatschappij bestaan ten aanzien van zwangeren, de impact van het medische discours op de prenatale zorgverlening, en hoe het dominante kader van tijdsplanningen in de prenatale zorgverlening invloed heeft op deze normatieve verwachtingen. Bovendien heb ik empirisch onderzoek gedaan, waarbij ik zes landelijke beleidsdocumenten heb geanalyseerd om te onderzoeken welke dominante discoursen hierin naar voren komen. Vervolgens heb ik onderzocht hoe deze discoursen worden herhaald in een aantal regionale protocollen voor verloskundige zorg aan zwangeren die (volgens de norm) te laat in zorg komen.
De meest verrassende bevinding vind ik dat in de regionale protocollen vaak onduidelijk blijft hoe cliënten actief betrokken kunnen worden en kunnen blijven bij de keuzes over hun zorg. In de geraadpleegde protocollen voor de zorg aan zwangeren die laat in zorg komen, lag de focus voornamelijk op het zo snel mogelijk in kaart brengen van hun medische status (zoals het zo snel mogelijk inhalen van bloedonderzoeken en echo’s). Daarnaast worden vaak aanvullende maatregelen geadviseerd, zoals extra echo’s en het afnemen van observatielijsten om in het kraambed de hechting tussen moeder en kind te beoordelen. Er wordt echter nergens beschreven hoe wij als verloskundigen ervoor kunnen zorgen dat de zorg wordt afgestemd op de daadwerkelijke zorgbehoeften van de cliënt, of hoe we ervoor kunnen zorgen dat zij betrokken blijft bij het opstellen van een individueel zorgplan. Het is interessant dat wij enerzijds vinden dat zwangeren actieve betrokkenheid (en verantwoordelijkheid) moeten tonen door op tijd in zorg te komen, maar hen op het moment dat zij laat in zorg komen als passieve deelnemers in de zorg benaderen. Hierin zit misschien ook de verborgen veronderstelling dat zwangeren die te laat in zorg komen wellicht iemand nodig hebben die de verantwoordelijkheid voor hen neemt, in plaats van hen hierin te ondersteunen en samen te onderzoeken wat zij hieronder verstaan en hoe zij dit willen bewerkstelligen.
Ik sluit de thesis af met een paragraaf over mijn aanbevelingen ter verbetering van de zorg voor zwangeren die laat in zorg komen. Een van deze aanbevelingen is een herziening van de protocollen die de zorg voor deze groep cliënten beschrijven, waarbij niet alleen een inhaaltraject voor diagnostische onderzoeken wordt opgenomen, maar ook ruimte is voor een ‘geografie van verantwoordelijkheden’, zoals beschreven door de Amerikaanse filosofe Margaret Urban Walker. De tweede aanbeveling is het uitvoeren van vervolgonderzoek om te bepalen hoe zo’n protocol eruit zou moeten zien, met onder andere aandacht voor de beschikbare tijd die verloskundigen in de praktijk voor deze cliënten hebben.
Verloskundige en masterstudent Zorgethiek en Beleid
1 reactie
margaretha endendijk
Verhelderend