De morele stress van vertrouwenspersonen Wet zorg en dwang
Vandaag is in Utrecht de jaarlijkse uitreiking van diploma’s van de Masteropleiding Zorgethiek en Beleid. Het sluitstuk van een jaar voltijds of twee jaar deeltijds studeren. Met als proeve van bekwaamheid een scriptie waarin studenten zorgethische reflectie en empirisch onderzoek combineren. Zoals de thesis van Catrineke Visser die vandaag op de Wall of Fame met inspirerende scriptieprojecten verschijnt. Catrineke deed onderzoek naar de uitdagingen en vragen waar cliëntvertrouwenspersonen Wet en zorg en dwang mee worstelen.
Zeker. Ik werk als cliëntvertrouwenspersoon Wet zorg en dwang bij een landelijke organisatie. De afgelopen twintig jaar ben ik met veel plezier werkzaam geweest in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking en mensen met dementie. Vorig jaar besloot ik de master Zorgethiek en Beleid te gaan doen. Tijdens de studie ben ik vooral geboeid geraakt door het ontologische uitgangspunt van zorgethiek; namelijk dat het bij het menszijn hoort dat je gedurende je hele leven in meer of mindere afhankelijk bent van de zorg van anderen. Zorg voor elkaar en onze omgeving is daarom een centrale (politieke) kernwaarde of zou het in ieder geval moeten zijn. Echter, in de zorg, maar bijvoorbeeld ook in het onderwijs, zijn neoliberale ideeën over het belang van individuele keuzevrijheid en marktwerking diep verankerd. Mensen worden op ongelijke wijze gewaardeerd en dat heeft ingrijpende en levenslange gevolgen. Dit is iets waar ik mij zorgen over maak en dat mij motiveert om me in te zetten voor mensen wiens stem minder gehoord wordt.
De functie van cliëntvertrouwenspersoon Wet zorg en dwang (Wzd) bestaat sinds het ingaan van de Wzd in 2020. Mensen met een verstandelijke beperking, dementie of een aandoening zoals de ziekte van Huntington of niet-aangeboren-hersenletsel waarbij er sprake is van vergelijkbaar regieverlies, vallen onder bescherming van deze wet. Dit betekent dat zij te maken kunnen krijgen met onvrijwillige zorg, maar ook dat zij recht hebben op ondersteuning van een cliëntenvertrouwenspersoon die opkomt voor hun rechten.
Ik ben zelf nog niet zo lang werkzaam als cliëntvertrouwenspersoon-Wzd en was vanaf het begin onder de indruk van de complexiteit van de functie. Op basis van onderzoek naar vergelijkbare functies in andere landen concludeerde ik dat het aannemelijk is dat cliëntvertrouwenspersonen-Wzd te maken krijgen met morele stress. Dit kan er mogelijk toe leiden dat zij overbelast raken of stoppen met dit werk. Ik wilde daarom graag weten hoe cliëntvertrouwenspersonen-Wzd het werk ervaren en hoe goede zorg vanuit de werkgevers vormgegeven zou kunnen worden.
De opdracht van cliëntvertrouwenspersonen-Wzd is het versterken van de stem van de cliënt. Het serieus nemen van de feedback van de cliënt op de zorg die zij ontvangen en de mate waarin die aansluit op hun behoeften is een belangrijk moment in de zorgfasen die zorgethica Joan Tronto heeft omschreven (1993). De cliëntvertrouwenspersoon biedt de cliënt ondersteuning, maar heeft ook zelf steun van de werkgever nodig om dit complexe werk te kunnen doen. Vervolgens heeft de overheid de taak te garanderen dat er in de wetgeving en de uitvoering voldoende oog is voor de positie van cliëntvertrouwenspersonen.
Ik vond het belangrijk om te onderzoeken hoe cliëntvertrouwenspersonen-Wzd het uitvoeren van hun functie ervaren en wat zij zien als goede zorg vanuit hun werkgever. Binnen zorgethiek is het moreel goede niet van buitenaf te bepalen door bijvoorbeeld het toepassen van ethische principes. Om het goede te doen is juist de morele kennis van deelnemers aan zorgpraktijken essentieel. Dit komt ook naar voren in de manier waarop ik het onderzoek heb uitgevoerd. De empirie wordt in dialoog gebracht met de theorie zodat er een dialectische beweging ontstaat waarbij kennis uit de praktijk de bestaande theorie kan verrijken.
Zoals typerend is voor zorgethisch onderzoek bestaat mijn onderzoek uit een empirisch deel en een theoretisch deel. De zorgethische inzichten verantwoordelijkheid en relationaliteit zijn daarbij sleutelconcepten. Ik heb gekozen voor verantwoordelijkheid omdat dit binnen de zorgethiek een moreel geladen begrip is dat pas concrete invulling krijgt in de zorgpraktijk. Ik vond het van belang om te onderzoeken welke betekenis verantwoordelijkheid heeft in de praktijk van de cliëntvertrouwenspersoon-Wzd en of interpretaties van verantwoordelijkheden gerelateerd zijn aan morele stress. Het concept relationaliteit heb ik gekozen omdat een reflectie op de positie van de cliëntvertrouwenspersoon-Wzd ten opzichte van de verschillende spelers in de zorgpraktijk inzicht kan geven in ervaren knelpunten. Beide concepten fungeren als lens waardoor normatieve reflectie op de ervaringen van de cliëntvertrouwenspersoon-Wzd plaatsvindt zodat duidelijk wordt wat goede zorg vanuit de werkgever zou kunnen zijn.
Het empirische deel bestaat uit zes semigestructureerd interviews met cliëntvertrouwenspersonen-Wzd. Daarbij heb ik gebruik gemaakt van alternatieve vormen van dataverzameling zoals het maken van een netwerktekening en het gebruik van associatiekaarten. Ik heb daarbij gekozen voor een fenomenologische onderzoeksbenadering aan de hand van de Interpretative Phenomenological Analysis van Jonathan Smith (2022).
Het meest verrassende vond ik de enorme gedrevenheid waarmee de cliëntvertrouwenspersonen-Wzd hun werk doen. Dit doen zij vanuit een sterke persoonlijke motivatie, gebaseerd op hun idealen voor de zorg in Nederland en niet zelden vanuit een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Deze persoonlijke gedrevenheid is een kracht, maar kan ook tot gevolg kan hebben dat er een te grote betrokkenheid ontstaat die een bron kan worden voor morele stress en overbelasting. Ook komen persoonlijk gevoelde verantwoordelijkheid en beroepsmatige verantwoordelijkheid hierdoor soms op gespannen voet te staan. Zo werd bijvoorbeeld duidelijk dat er een vicieuze cirkel kan ontstaan als andere zorgverleners hun verantwoordelijkheden niet nakomen en de vertrouwenspersoon zelf niet in de positie zijn zorg te verlenen. Deze catch-22 situatie kan sterke gevoelens van machteloosheid en boosheid oproepen en morele stress veroorzaken. Het social connection model van Young (2003) doorbreekt de vicieuze cirkel door de persoonlijke en beroepsmatige verantwoordelijkheid op praktijkniveau in de bredere politieke context te plaatsen. Ik stel voor om verantwoordelijkheid te zien als een gedeelde verantwoordelijkheid in plaats van een louter individuele verantwoordelijkheid.
De meest belangrijke aanbeveling is dat het kunnen ventileren en delen van morele gevoelens een prominente plek zou moeten krijgen in het dagelijkse werk. Ook de persoonlijke opvatting van verantwoordelijkheid is iets dat reflectie behoeft aangezien opvattingen van verantwoordelijkheid niet los te zien zijn van de context waarin deze ontstaan. Het is belangrijk om af en toe te toetsen of persoonlijke opvattingen van verantwoordelijkheid niet leiden tot over-betrokkenheid, overbelasting of morele stress. Aangezien vertrouwenspersonen-Wzd veelal solistisch werken is het van belang dat de werkgever investeert in persoonlijk contact en niet wacht tot er problemen ontstaan. Een andere aanbeveling is het organiseren van solidariteit op politiek niveau. Door de functie van de cliëntvertrouwenspersoon-Wzd goed te verankeren in de wetgeving wordt de positie van de cliëntvertrouwenspersoon minder kwetsbaar. De werkgevers, maar ook zorgaanbieders, kunnen hier een belangrijke rol in spelen.
Er zijn nog geen plannen voor een vervolgonderzoek maar het zou wat mij betreft interessant zijn om te onderzoeken hoe medewerkers van zorgaanbieders de rol van de cliëntvertrouwenspersoon-Wzd ervaren. Met name als het gaat om de toewijzing en verdeling van verantwoordelijkheden en de normatieve opvattingen hierover. De inzichten die daar uit voortkomen kunnen een bijdrage leveren aan het gezamenlijke doel: kwalitatief goede zorg voor mensen die onder de bescherming van de Wzd vallen.
Cliëntvertrouwenspersoon en masterstudent Zorgethiek
0 reacties