De eerste keer dat ik in rij voor de apotheek sta is de sfeer nog wat lacherig. We mogen niet meer in de wachtkamer wachten totdat we ons recept afhalen maar we worden met behulp van borden en briefjes buiten in een rij opgesteld. Het is een beetje druilerig weer. Ik zie kinderen buiten spelen op het naastgelegen schoolplein, een wirwar van fietsjes omringt hen.
Mensen staan wat schutterig om zich heen te kijken nu we op 1,5 meter afstand van elkaar moeten blijven. Sommigen maken een opmerking: ‘Het is maar wat hè?’ of ‘Het zal wel nodig zijn’. Zo apart, alsof we ineens in een parallel universum zijn terechtgekomen. Dan stopt er een kleine rode auto waar hele luide muziek uit naar buiten knalt: ‘Oh echt?’, hoor ik over de muziek heen. ‘Mag je niet binnen wachten? Maar het regent ja…’ In de rij wordt gelachen.
The drill
Een maand later bij de tweede keer in de rij voor de apotheek kent iedereen ‘the drill’. Afstand is de norm. De IC ligt vol, overal om ons heen ontstaan nieuwe brandhaarden van het virus. Men lijkt meer opgesloten in zichzelf. Er worden geen opmerkingen meer gemaakt. ‘De rij is stil’, het schoolplein is leeg.
Mopperen
Nog een maand later sta ik weer in de rij bij de apotheek. Er spelen kinderen op het schoolplein. Er wordt nu wel weer onderling gesproken in de rij: ‘Hoe lang moet dit nog?’, moppert een vrouw van mijn leeftijd. Een andere vrouw zegt: ‘Het is ook zo’n klein percentage dat risico loopt.’ De ander knikt instemmend: ‘Dat iedereen moet lijden omdat een paar mensen risico lopen, sorry hoor’, zegt ze. De ander zegt: ‘Ja, alsof iedereen 100 jaar moet worden. Ze moeten toch ook ergens aan dood gaan? Dat klinkt misschien wel hard’, zegt ze, ‘maar zo is het toch?’
‘Ik ben het zo zat’, vervolgt de andere vrouw die ook ongeveer van mijn leeftijd is. Ze doet een stap in mijn richting en zegt op een soort van samenzweerderige manier tegen mij: ’Ik denk ook niet dat ik er dood aan zal gaan,’ terwijl ze naar mij knipoogt.
Steeds ongemakkelijker wordend heb ik alles wel gehoord. ‘Ik misschien wel’, antwoord ik terwijl een stap achteruit doe en op alle manieren afstand tot haar neem: ‘Ik heb een verhoogd risico’. Ik zie haar schrikken. Dan zegt ze: ‘O, nou ja, dat is dan niet zo leuk hè?’ Ik knik ter bevestiging.
Geraakt
Ik laat het er verder maar bij. Wat heeft zij er verder aan? Ik kan beter bij mijzelf beginnen en onderzoeken waarom het mij pijn doet. Want ik ben geraakt door dit gesprek en er zullen nog vele van dit soort gesprekjes, berichten op social media en meer volgen. Uitspraken zoals deze dames doen zijn makkelijk gemaakt. Zoveel mensen die het zat zijn, die klaar zijn met 1,5 meter afstand houden, die ‘dit’ en ‘dat’ willen. Natuurlijk begrijp ik het wel vanuit hun perspectief. Maar mijn perspectief is nu eenmaal anders.
Mindermens?
Er gaat van alles door mij heen. We zijn toch samen een maatschappij? Het voelt voor mij alsof de boodschap soms is dat oudere en kwetsbare mensen ‘minder waard’ zijn. Ben ik nog wel een ‘medemens’ of ben ik door mijn verhoogde kwetsbaarheid een ‘mindermens’, vraag ik mij af. En ik ben daar af en toe al zo onzeker over…
‘Een probleem in deze samenleving is soms een gebrek aan ‘samen’. Dat geldt lang niet voor iedereen, maar de scheidslijn wordt nu wel scherp afgetekend. Solidariteit wordt soms solodariteit. Mag het recht van de gezonde en jonge mensen zegevieren? Mag natuurlijke selectie haar ruimte nemen?, Mag ik ‘weggeselecteerd’ worden?’, zijn dingen die door mijn hoofd spoken.
Om toch regie te houden besluit ik dus maar gebruik te maken van wat de natuur mij gegeven heeft. Survival of the fittest moet ik maar positief omarmen besluit ik. Ik heb weliswaar geen gezond lichaam, maar ik kan nog wel nadenken en afwegen. Mijn overlevingskansen nemen toe door mij aan te passen aan de situatie en mij zoveel mogelijk af te sluiten van risicovolle situaties. Dus ik leef in een beperkte ruimte en zie weinig mensen. Ik was mijn handen totdat ze rood zijn.
En ik hoop op betere tijden. Tijden waarin ‘samen’ weer echt samen kan zijn.
Swanny Kremer
0 reacties