Onderzoeker/student: Fieke Vermeer
Samenvatting van een klein empirisch onderzoek in het kader van het vak Veldverkenning en veldonderzoek, ZEB 2012, onder begeleiding van prof.dr. Anne Goossensen.
In dit onderzoek is nagegaan op welke manier een begeleider in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking aansluit bij één van haar cliënten. Het is een N=1 studie.
De eerste insteek was semiotisch onderzoek. Semiotiek betekent de “leer van de tekens”. Onder tekens worden woorden en symbolen verstaan. Een teken is “iets dat staat voor iets anders”. De vraag waar semiotiek zich mee bezighoudt is: “Hoe zorgen tekens (woorden en symbolen) ervoor dat iets wordt overgebracht in een bepaalde context?”. In tweede instantie is een meer globale kwalitatieve analysewijze van de data gehanterd. En ook zijn er tellingen gemaakt van soorten handelingen, waardoor er ook in kwantitatieve zin iets geconcludeerd kon worden.
Er zijn filmopnamen gemaakt van de uitleg die een begeleider geeft aan de cliënt over het toekomstige gebruik van een pictosysteem. Het ging om een pictoplaat die de cliënt structuur zou gaan geven in de ochtenden. Stap voor stap stond, door middel van pictogrammen, op de plaat wat de cliënt moet doen en in welke volgorde. De filmopname is geanalyseerd op drie niveaus: communicatieregels, professioneel protocol en relationele afstemming, geïnspireerd door het proefschrift van Timmermann. Voor alle drie de niveaus van analyseren zijn er verschillende en passende theorieën gebruikt.
Geconcludeerd kan worden dat de begeleider aansluit bij de cliënt wanneer het gaat om communicatie regels en het professioneel handelen. Dit doet ze bijvoorbeeld door het overnemen van woorden van haar cliënt en het bewust inzetten van haar lichaamstaal.
Wanneer het gaat om relationele afstemming is dit niet het geval. De wil van de begeleider lijkt boven de wil van de cliënt te staan. Zij bepaalt voor de cliënt wat hij doet, wanneer hij dit doet en op welke manier. Een voorbeeld hiervan is dat de cliënt aangeeft dat hij één van de stappen niet leuk vindt en dat de begeleider zegt: ‘ Ja, zo gaan we het toch doen’. Opvallend is ook dat de cliënt snapt dat de introductie van de pictoplaat een lichte strafvariant is omdat die hem langer op zijn kamer houdt voor het ontbijt dan voorheen. Als hij vraagt of andere bewoners dit ook zo moeten doen, komt er een (niet op waarheid gebaseerd) bevestigend antwoord.
De titel van dit onderzoek is daarom dan ook geworden: „Snap jij wat ik wil?‟. De onderzoekster was behoorlijk geschrikken van de uitslag van haar analyse. Verbetermogelijkheden liggen op het terrein van zorgvuldiger relationele afstemming en de ander minder in de kou laten staan met diens initiatieven.
0 reacties