Ze zitten samen aan het kleine tafeltje dat propvol staat met bossen bloemen en waarop een stapel oude tijdschriften ligt. Een lange moeder met een lange dochter gebogen over een wiskundeboek. Vanuit mijn ziekenhuisbed kijk ik er een beetje soezerig naar. Ik ben onder de indruk. De dochter van mijn kamergenote is er en dit lotgenootje begrijpt wiskunde.
Als haar dochter weer weg is zeg ik dat tegen haar maar zij kan het compliment nog niet tot zich nemen. “Ze gaat het niet halen”, zegt ze. “Ik voel mij zo schuldig, we zijn veel te laat begonnen.” Als ik niet lag zou ik omtuimelen van verbazing. “Ja maar, je bent ziek”, zeg ik, “je hebt chemo, je ligt in het ziekenhuis.” Ze knikt en zegt: “Kan wel zo zijn maar ik voel mij toch rot.”
Daarna lach ik wat en zeg: “Nou, we kunnen elkaar wel de hand geven. Ik heb mijn dochter net geappt of ze de kattenbak wil verschonen. Dat doe ik anders altijd.” Mijn kamergenote moet (gelukkig weer) lachen en zegt: “Ja, dat lukt niet op afstand.” “En vanochtend videobelde ze ineens met de vraag hoe de wasmachine werkt. Ze wil haar trainingsshirt op tijd schoon hebben”, zeg ik. En ik vertel dat ik trots ben op haar dat ze daar zelf op tijd aan denkt.
Mijn kamergenote weet dat mijn dochter van 16 nu alleen thuis is. “Ze mag wel ergens logeren maar ze wil nu eerst bij de huisdieren blijven”, zeg ik, “en ik begrijp haar maar voel mij zo’n waardeloze moeder.” Mijn kamergenote knikt en zegt: “Ja maar, je bent ziek, je ligt aan een infuus, je ligt in het ziekenhuis.” En ondanks dat ik mij rot voel lach ik toch met haar mee.
Ik kijk naar de roze tulpen die ik van mijn dochter kreeg. “Ik weet niet of je de knoppen hier uit ziet komen”, zei ze toen ze de bloemen aan mij gaf.
Nu vallen de blaadjes.
“Mag het weg?”, vraagt de dame van de etenskar. Het doet een beetje zeer als de bloemen in de vuilnisbak verdwijnen. De tijd vliegt door mijn handen. Iedere keer wordt mijn opname met een dag verlengd. Ik zeg steeds tegen mijn artsen dat ik naar huis wil, naar mijn dochter toe. “Eerst uw longen op orde”, zeggen zij.
Dat is ook wel weer redelijk.
Ik lig mij in mijn ziekenhuisbed weer te ergeren aan het idee dat het leven maakbaar zou zijn. Bij de echt belangrijke dingen blijft het een mate van geluk.
Kun je het geluk een handje helpen?
Ik denk dat je het dan eerder moet zoeken in kleine dingen. Bijvoorbeeld in het kunnen helpen met wiskunde, hoe laat dan ook. En mogen uitleggen, op afstand, hoe de wasmachine werkt. Gebeurtenissen herdefiniëren. Goed om je heen kijken. Opletten. Wat zijn eigenlijk lichtpuntjes?
En uit die lichtpuntjes de ingrediënten voor een ‘goede moeder’ proberen te destilleren.
Telkens weer.
1 reactie
Francrd
Jemig Swanny, het leven spaart jou ook niet en zo knap hoe je deze wrede momenten die je hart breken aan het papier toevertrouwd en toch altijd weer een positieve draai aan geeft! Respect, dikke knuffel ook voor je dochter, jullie zijn allebei toppers 🙏