Ondanks haar geringe lengte is ze een groot artiest. Vorige week waren we nog bij haar concert. Het gaat om de lievelingszangeres van mijn dochter; Ariana Grande.
Er waren veel kinderen, vooral jonge meisjes, in de zaal. Veel van hen dragen een haarbandje met kattenoortjes, ze zien er snoezig uit. De kinderen van een jaar of tien zijn met hun ouders, de meisjes van een jaar of vijftien mogen misschien wel voor het eerst zonder hun ouders naar het concert. We zien veel beveiliging, het is immers een ‘grote’ Amerikaanse artiest.
Ik denk nog heel even dat je in deze massa misschien een risico loopt. Maar ik raak die gedachte al gauw kwijt. Mijn dochter is ademloos gedurende het concert en werpt steeds verwachtingsvolle blikken omhoog: daar hangen een heleboel grote roze ballonnen in zakken klaar. ‘Mama, als de ballonnen vallen, wil je dat dan filmen?’
Gisteren gaf ik een college en legde de deugdethiek uit, de deugd ligt tussen twee ‘uitersten’ in. Ik stelde vervolgens de vraag: wie nu bepaalt wat een deugd is? Als voorbeeld gaf ik daarbij de ‘suicide bomber’. Die denkt toch ook echt dat hij deugdelijk handelt als hij zich opblaast en anderen met zich meeneemt. Je kunt daarop reageren dat iets alleen deugdelijk is wanneer het voor ‘de goede zaak is’. Maar ja, wie bepaalt wat dat is?
En vandaag word ik wakker. Slecht nieuws. Er is een bomaanslag geweest bij een concert van de lievelingszangeres in een andere stad, een ander land. Er zijn doden en gewonden gevallen. Oooo, en ik weet wat het publiek is. O, al die kinderen. Foto’s en filmpjes tonen een chaos van angst, bedolven onder roze ballonnen.
Ik moet dit aan mijn dochtertje uitleggen. Ze gaat het toch op school horen. Nog maar net wakker wordt zij geconfronteerd met dit nieuws. Ze is even stil en slikt. Ze vraagt dan hoe het met haar lievelingszangeres is. Die leeft, maar is emotioneel gebroken. En ze zegt dat er gelukkig niet nog veel meer slachtoffers zijn, ze weet ook hoe druk het bij het concert was. Maar als ze aangekleed de trap af komt zegt ze ‘Ik ben blij dat wij er toen niet waren.’ Ze heeft de link gelegd. Ik ben ook blij dat we daar niet waren. O mijn kindje, wat ben ik blij dat we er niet waren. Ben ik nu een slecht mens?
Nooit eerder was ik ‘zo dicht’ bij een aanslag. Het maakt diepe indruk. In wat voor wereld leven we? IS heeft de aanslag opgeëist, ik weet niet of zij echt achter de aanslag zitten. Maar IS is niet de enige die kinderslachtoffers maakt. ‘What’s wrong with the world, Mama?’ Deze regel uit een liedje blijft de hele dag in mijn hoofd rondspoken.
Voor mijn werk moet ik nog met de trein op pad. Een gezin met vier kinderen stapt in. De kinderen dragen geen poezenoortjes, (moeder en) de meisjes dragen hoofddoekjes. De leeftijd van de meisjes klopt met het publiek van de lievelingszangeres. Ik heb de indruk dat de andere mensen in de trein steelse blikken op dit gezin werpen. En ik krijg de indruk dat het gezin dit ook aanvoelt. Wat moet dit naar zijn voor hen, uiterst ongemakkelijk.
Het gezin gaat naast en voor mij zitten. Met zes personen nemen zij drie tweezits bankjes in beslag. Het zijn mooie mensen om te zien. Ik zie dat de grotere broers een zorgzame indruk wekken naar hun jongere zusters toe. Ik vraag mij af wat er moet gebeuren voordat iemand besluit om anderen, eventueel met zichzelf erbij, op te blazen. Als ik naar deze jongens kijk kan ik mij er niets bij voorstellen. Toch zijn er jonge mensen die dit doen.
Ik ben de hele dag niet mijzelf. Ik voel mij zo’n roze ballon. Die van hoop- en vreugdevol veranderd is in een klein geknapt stukje latex. De lucht eruit. Er blijft haast niets van over. De treinreis door pieker ik, peins ik, en repeteert met een hevige beat in mijn hoofd de zin ‘What’s wrong with the world, Mama? What’s wrong with the world, Mama?’
Swanny Kremer
Foto: Swanny Kremer
0 reacties