Vandaag speelt het Nederlands elftal haar eerste wedstrijd van het WK voetbal in Qatar. Naast het traditionele oranje shirt, zou ook de OneLove-band onderdeel uitmaken van het tenue van onze aanvoerder. Onder druk van een gele kaart, zag de KNVB er op het laatste moment vanaf. Het is niet voor het eerst dat die regenboogband voor opschudding zorgt. Ook tijdens de International Coming Out Week in oktober was het de bedoeling dat alle aanvoerders in de Eredivisie hem om zouden doen, onder andere als teken van solidariteit met de lhbtiqa+ gemeenschap, en als signaal dat homoseksualiteit er mag zijn in het (prof)voetbal. Sindsdien is er veel gezegd en geschreven over de OneLove-band, en in het bijzonder over Orkun Kökçü, de aanvoerder van Feyenoord die vanwege religieuze overtuigingen weigerde om de band met regenboogkleuren te dragen.[1]
Feyenoord-trainer Arne Slot voerde destijds een gesprek met diens aanvoerder over zijn keuze, in een vergeefse poging hem te overtuigen de band toch te dragen. “Als iemand zo sterk is in zijn geloofsovertuiging, kun je argumenten inbrengen, maar dan is het ook geen gesprek dat heel lang duurt”, aldus Slot.[2] Kökçü bevestigde de uitspraak van Slot: “Mijn geloof is heel sterk. Als ik ergens achter sta, wijk ik daar nooit van af.”[3] Hij voegde daaraan toe dat hij “respect heeft voor iedereen, ongeacht religie, achtergrond, of voorkeur” en dat hij “hoopt dat zijn keuze uit religieuze overtuigingen ook wordt gerespecteerd.”[4]
Hoewel veel mensen kritisch waren op Kökçü’s keuze, kon hij ook op bijval rekenen, waaronder van de Rotterdamse imam Azzedine Arrat. Hij noemde de keuze van de aanvoerder “dapper”, en stelde: “dat iedereen zichzelf mag zijn, moet ook voor Kökcü gelden.”[5] De algemeen directeur van Feyenoord, Dennis te Kloese, gaf aan dat het “heel moeilijk [is] dat Kökcü niet wil uit geloofsovertuiging, maar daar willen we ook respect voor opbrengen.”[6]
Het gelijkheidsprincipe dat echoot in de uitspraken van zowel Arrat als Kloese klinkt in eerste instantie heel redelijk, maar is het wel zo simpel? Betekent vragen om solidariteit met één groep automatisch dat je ook respect moet hebben voor overtuigingen die die solidariteit in de weg staan? Want laat er geen onduidelijkheid over bestaan: Kökçü weigerde in dit geval solidair te zijn met de lhbtiqa+ gemeenschap, en dat zet zijn ‘respect voor iedereen’ op lossen schroeven. Net als zorg zijn ook respect en solidariteit niet alleen een dispositie, maar ook een praktijk. Joan Tronto (1993, pp. 102-103) schrijft daarover: “We would think someone who said, “I care about the world’s hungry,” but who did nothing to alleviate world hunger did not know what it meant to say that she cared about hunger”. Op dezelfde manier weet iemand die zegt respect te hebben voor iedereen, maar weigert solidariteit te tonen met de lhbtiqa+ gemeenschap, niet wat het betekent om te zeggen dat je respect hebt voor iedereen. Pas in de performance krijgt respect hebben morele waarde: het is in ons handelen dat die uitspraak haar morele betekenis krijgt; het is daar, waar onze morele identiteit gevormd wordt. Solidariteit, actieve betrokkenheid bij de strijd voor inclusie en acceptatie van gemarginaliseerde anderen, is daarbij onmisbaar. Handelen doet er simpelweg toe. Iedere Feyenoorder zal beamen: geen woorden, maar daden.
Maar goed, het gebrek aan solidariteit van Kökçü terzijde, behoren wij zijn keuze desondanks te respecteren, omdat deze gebaseerd is op religieuze overtuigingen?
Maurice Hamington schreef onlangs in de bundel Care Ethics, Religion, and Spiritual Traditions (2022) een hoofdstuk over dogmatische religieuze ethiek, en over de incompatibiliteit daarvan met zorgethiek. Hamington gebruikt voor zijn analyse het verhaal van John Allen Chau. Chau was een evangelische christen die – in naam van God – contact zocht met de Sentinelezen; een kleine gemeenschap van 50 á 100 inheemse mensen die, afgezonderd van ‘de buitenwereld’, op een klein eiland aan de kust van India wonen. Chau, in zijn missie om het woord van God te verkondigen, moest dit uiteindelijk met de dood bekopen. Zodra hij contact wist te leggen met Sentinelezen, werd hij door hen omgebracht. Hamington laat zien dat het verhaal van Chau geen geval was van ‘domme pech.’ Chau wist immers dat de Sentinelezen met rust gelaten wilden worden, en zij worden daar door de Indiase overheid ook wettelijk toe beschermd. Echter, (mede) gedreven door zijn evangelische christelijke geloofsovertuiging, waarin het bekeren van anderen als een ultiem goed wordt gezien, lukte het hem niet om responsief te zijn aan de noden van de Sentinelezen, en zocht hij toch contact.
De keuzes en verhalen van Chau en Kökçü kennen natuurlijk veel verschillen: Kökçü probeert niemand actief te bekeren, hij zoekt geen inheemse stammen op, en hij heeft niet zelf om deze situatie gevraagd. Toch zijn er ook overeenkomsten die relevant zijn voor een reflectie op de vraag of wij Kökcü’s keuze – en zijn argument daarvoor – behoren te respecteren. Net als Chau verdedigt Kökçü zijn keuze middels een argumentum ad verecundiam; hij doet een beroep op een morele autoriteit – zijn religie, zijn God – om zijn argument van kracht te voorzien. Dit soort argumenten kunnen soms helpend zijn, bijvoorbeeld wanneer een relevante autoriteit wordt aangehaald, zoals Hamington laat zien: “For example, when discussing medical ethics, a hospital’s chief ethicist may bring a critical perspective.” “However”, vult Hamington aan, “even when the authority is sound, if the arguments they use are not, then a fallacy occurs because that person’s influence can sway the discussion beyond rational argumentation” (Hamington, 2022, p. 33). Dit laatste ervoer ook Arne Slot: het aanvoeren van rationele argumenten bleek in het licht van de religieuze overtuigingen van zijn pupil gericht aan dovemansoren. Zijn argumenten vielen uiteen op het religieuze schild van zijn aanvoerder, en, belangrijker nog, zo ook de noden van de lhbtiqa+ gemeenschap. Door het vasthouden aan zijn overtuigingen werd in Kökçü’s afweging immers de geleefde ervaring van veel mensen van de lhbtiqa+ gemeenschap – die nog te vaak (ook) gekenmerkt wordt door discriminatie, buitensluiting, onderdrukking, en verbaal en fysiek geweld – ondergeschikt gemaakt aan een morele autoriteit, en dat stond responsief engagement – en daarmee goede zorg – uiteindelijk in de weg. Zo maakte de volharding in religieuze dogma’s, die vertellen van wie we mogen houden, maar vooral ook van wie niet, solidair en respectvol caring with onmogelijk.
Om misverstanden te voorkomen: het is natuurlijk niet mijn bedoeling om een godsdienst geheel af te wijzen, noch om Kökçü als persoon in diskrediet te brengen. Ik hoop in navolging van Hamington slechts het belang van scepsis jegens, en misschien zelfs weerstand tegen, morele autoriteiten en dogmatiek, van welke soort dan ook, te benadrukken. Responsief engagement met anderen, met hun context en hun noden, is essentieel voor goede maatschappelijke en politieke zorg, voor solidariteit en respect, en daarmee voor het realiseren van een inclusieve, rechtvaardige en zorgzame samenleving. Voor dat laatste zijn wij allemaal verantwoordelijk, en die verantwoordelijkheid kun je niet afkopen door je te beroepen op een morele autoriteit. Hamington (2022, p. 46) schrijft: “People who banally turn their critical moral thinking over to an authority, any authority, do so at the potential peril of themselves and those they encounter”. Dat geldt niet alleen voor mensen die een religie aanhangen, maar minstens zo goed voor iedereen die bereid is om kritische vragen terzijde te schuiven wanneer een ander zich op diens religie beroept. Zeker, het bespreken en bevragen van de rol van religieuze overtuigingen is een gevoelige aangelegenheid; vrijheid van religie is een wettelijk recht, en ook gelovigen worden onderdrukt, maar dat is geen reden om een gebrek aan zorg en solidariteit te respecteren. Zelfs niet, als dat gebeurt in naam van God.
Literatuur:
Hamington, M. (2022). Against Moral Certainty and Authority: How Dogmatic Religious Ethics is Incompatible with Care Ethics. In I. van Nistelrooij, M. Sander-Staudt, M. Hamington (Red.), Care Ethics, Religion, and Spiritual Traditions (pp. 27-48). Leuven, België: Peeters
Tronto, J. (1993). Moral Boundaries. A Political Argument for an Ethic of Care. New York, Verenigde Staten: Routledge
[1] Algemeen Dagblad. (2022). Orkun Kökçü weigert regenboogband, Feyenoord spreekt van ‘moeilijke situatie’. Geraadpleegd van: https://www.ad.nl/nederlands-voetbal/orkun-kokcu-weigert-regenboogband-feyenoord-spreekt-van-moeilijke-situatie/
[2] RTL Nieuws. (2022). Kökçü weigert regenboogband, voorzitter Feyenoord spreekt over leerproces. Geraadpleegd van: https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5340251/leerproces-kokcu-regenboogband-coming-out-lhbti-voetbal
[3] Nu.nl. (2022). Kökçü over weigeren OneLove-band: ‘ik wilde geen uithangbord zijn’. Geraadpleegd van: https://www.nu.nl/voetbal/6231613/kokcu-over-weigeren-onelove-band-ik-wilde-geen-uithangbord-zijn.html#nujij
[4] Nederlandse Omroep Stichting. (2022). Teleurstelling over, maar ook bijval voor weigeren OneLove-aanvoerdersband Kökçü. Geraadpleegd van https://nos.nl/artikel/2448761-teleurstelling-over-maar-ook-bijval-voor-weigeren-onelove-aanvoerdersband-kokcu
[5] RTL Nieuws. (2022). Imam én Feyenoordfan: ‘Dapper dat Kökçü staat voor waar hij in gelooft’. Geraadpleegd van: https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5340349/weigeren-aanvoerdersband-vrijheid-meningsuiting-kokcu
[6] Idem.
0 reacties