3 minuten

0 reacties

Eigenlijk zijn dokters van nature wantrouwend. Kritisch op wat de klagende naar voren brengt, tracht de dokter de puzzelstukjes tot een diagnose samen te brengen. Vaak is in de brei aan klachten wel een structuur aan te brengen die tot een diagnose leidt. Pas dan laat de dokter het wantrouwen varen.

Gelukkig, we kunnen iets met de klacht, het past in een plaatje. Het wantrouwen blijft echter als de brei een brei blijft. Draaien, nog eens tegen het licht houden, duwen om het puzzelstukje erin te krijgen, maar nog past het stukje niet. De klachten die de patiënt brengt passen namelijk niet altijd in een diagnose.

Wantrouwend doorvragen of nog meer onderzoek doen, kan dan soms verheldering brengen. Wantrouwen kan dus wel degelijk ook resultaat opleveren; zolang de dokter kritisch blijft is er hoop op duidelijkheid. Gezond wantrouwen heet dat en is vaak heel zinvol. De clou is nu dat dit gezonde wantrouwen van dokters niet voor elke patiënt in even sterke mate geldt. Er zijn namelijk reële patiënten en niet – reële patiënten.

Dat wist u waarschijnlijk niet en kon u ook niet weten. Dergelijke informatie staat namelijk soms alleen vermeldt in de briefwisseling van de huisarts aan de specialist (“Graag uw diagnose bij deze toch wel reële mevrouw.”) of tussen de verzekeringsarts aan de huisarts (“Zijn de klachten van meneer wel reëel?”). Niet reëel staat dan gelijk aan: de klachten kloppen niet, er kan niets medisch aan de hand zijn, laat maar. Reëel betekent: de klachten kloppen wel, er moet iets zijn, neem het serieus.

Onlangs werd ik weer geconfronteerd met die vraag. Een verzekeringsarts vroeg me (met toestemming van betrokkene) om informatie over een patiënte. Een angstige en getraumatiseerde vrouw raakte in paniek als ze in haar eentje bij een bushalte moest wachten. Groepsvervoer in een busje waarbij ze thuis werd afgehaald en weggebracht bracht uitkomst. Natuurlijke vraagt de betalende organisatie naar diagnose, behandeling en de prognose, als keurend ambtenaar moet je de informatie ergens vandaan halen. Maar dan tot slot dat ene zinnetje: “Vindt u de klachten van mevrouw reëel?.” Mijn controlerende collega bedoelt eigenlijk: gelooft u mevrouw? Is er van haar een totaalplaatje te maken of is zij een puzzelstukje dat niet past, terug in de doos.

Bij haar trauma’s waren de dokters niet aanwezig, en haar angst is niet te meten dus blijft er kennelijk niets anders over dan het geloof: is haar angst reëel of zuigt ze het uit haar duim. Ik heb maar teruggeschreven dat ik die laatste vraag niet zo reëel vond. Gezond wantrouwen naar collega’s kan ook heel zinvol zijn.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *