Kloosterleven, apostolaat en nieuwe spirit van actieve, vrouwelijke religieuzen in Nederland in de 19e en 20e eeuw. Annelies van Heijst, Marjet Derks en Marit Monteiro, Hilversum 2010.
Ex Caritate gaat over zusters. Nauwkeuriger gezegd over het leven en werken van zusters in actieve congregaties in de afgelopen 200 jaar. Het boek beschrijft de werkzaamheden van de zusters in het onderwijs, de ziekenverpleging, de zorg voor hulpbehoevenden en de missie en de missionaire beweging. Het tweede deel van het boek focust op wat er in de kloosters gebeurde: het strenge en gedisciplineerde leven volgens het oude kloosterideaal en de grondige vernieuwing van het kloosterleven vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw.
De wetenschappelijke achtergronden van de auteurs zijn theologie, ethiek en cultuurgeschiedenis. Hun multidisciplinaire aanpak heeft geleid tot een rijke studie met nieuwe en verrassende inzichten op leven en werk van de vrouwelijke religieuzen en op de cultuurhistorische en theologisch-ethische duiding daarvan. De auteurs zijn erin geslaagd hun wetenschappelijke distantie te verenigen met hun affiniteit met religieuzen en het religieuze leven. Daardoor verschijnt er – naast overzichten, analyses en conclusies – een veelstemmig en intiem beeld van de zusters, van hun idealen, hun frustraties, hun inspiratie en hun inzet uit liefde tot God en de naasten. In de studie blijkt steeds hoezeer de historiografie geweld aan is gedaan doordat de geschiedenis en de maatschappelijke betekenis van de vrouwelijke religieuzen werden gestereotypeerd. Aan de ene kant zijn, vooral vanuit katholieke (kerkelijke) kring, de zusters opgehemeld en werden hun caritatieve werken geïdealiseerd. Aan de andere kant werd hun inzet en hun maatschappelijke betekenis vergeten, onderbelicht of weggeschreven. Ex Caritate legt de vinger op historische onjuistheden door een niet eerder in deze omvang verrichte studie van talloze bronnen, literatuur, egodocumenten en interviews en komt daardoor tot nuanceringen en rake, nieuwe duidingen. Dit alles maakt het boek tot een standaardwerk voor veelsoortig wetenschappelijk onderzoek.
Deel I beschrijft het caritatieve werk van de religieuzen in onderwijs, verpleging, zorg en missie. Al deze werkvelden hebben uiteraard ieder hun eigen verhaal . Toch is als een rode lijn te concluderen dat op alle genoemde werkterreinen de zusters – toen zij vanaf ca. 1800 weer in Nederland verschenen – pionierswerk hebben verzet. (N.B. Nederland was een protestante staat waar, katholicisme en katholieke instituties verdacht of verboden waren. Dit veranderde met de grondwet van 1848 waarin vrijheid van godsdienst en vereniging werden gewaarborgd.) De zusters begonnen echter niet geheel blanco. Zowel vanuit de gemeentelijke overheden als vanuit particulier initiatief werd er, met name in de steden, al ´iets´ gedaan aan onderwijs, armenzorg en thuisverpleging of opvang in ´gestichten´ van mensen met uiteenlopende problemen.
De zusters hebben wel een enorme bijdrage geleverd aan de uitbreiding en de kwaliteitsverbetering op al deze terreinen, vanuit de kunde en praktijkkennis die in de kloosters aanwezig was. Daartoe uitgenodigd door katholieke notabelen en geestelijken, verschenen onder hun leiding schooltjes, internaten, en kleine ziekenhuizen, zowel op het platteland als in de steden. Hierbij betaalden rijken voor het onderwijs of de zorg die aan hen werd geleverd en daarmee konden onderwijs en zorg aan armen gratis worden geleverd. Dit was de zakelijke basis onder het caritatieve werk. Gaandeweg kwamen de professionalisering van onderwijs en verpleging op gang, ook bij de zusters en de door hen geleide instellingen, al was dit dan wat later dan bij niet-religieuze onderwijsgevenden en verpleegkundigen. De zusters waren goedkope krachten die lang en hard werkten in de school of de zorginstelling die op hetzelfde terrein en vaak in het zelfde gebouw was gevestigd als het klooster. Zo liepen werk en privé-leven in elkaar over. Deze laatste punten: de goedkope arbeid, de grenzeloze inzet zonder ´werktijden´ en het ontbreken van een scheiding tussen werk en privé kwamen later, vanaf het 2e kwart van de 20e eeuw, in botsing met het arbeidsethos, de arbeidsrechten en de organisatie van de lekenprofessionals. Vooral het gegeven dat de leidinggevende functies tot in de jaren 1960 door religieuzen werden ingenomen, waardoor de carrièremogelijkheden van ´leken´ verkleinden, heeft kwaad bloed gezet.
In deel II wordt ingegaan op het kloosterleven in de verschillende perioden. Het oude kloosterlijke ideaal –claustrummentaliteit genoemd, wat verwijst naar het ´slot´, de afgescheidenheid van de wereld – was gekenmerkt door een strenge discipline en een strikte gehoorzaamheid, verstervingen, veel bidden en hard werken. Deze dienden om het kloosterlijke ideaal van zelfheiliging te benaderen en om de grote caritatieve werken tot een succes te kunnen maken. In de jaren 1950 groeit het inzicht dat er aanpassingen nodig zijn. Een vernieuwing komt op gang die in feite een omwenteling van het complete leef- en waardepatroon heeft betekend. De vernieuwing wordt gekarakteriseerd als humanisering van het kloosterleven.
Een van de belangrijkste inzichten van het boek is mijns inziens het effect dat de kloosterlijke vernieuwing heeft gehad. Door deze vernieuwing werd namelijk het lange en harde werken van al die jaren ervoor niet meer als de essentie van het kloosterideaal gezien. Het zich opofferen en zich afsloven ter Liefde Gods en ten behoeve van de naasten was niet langer iets om naar te streven en het paste niet meer in de moderne tijd. Barmhartigheid werd niet langer beschouwd als vindplaats voor de ervaringen van mystieke eenheid met de lijdende Christus of met God. Daardoor was er geen plaats meer voor de ervaring van heel veel zusters in hun werk, namelijk dat zij in dat werken en zorgen en in de relatie met de mensen zelf, de bron en het doel van hun spirituele leven zelf beleefden, dat zij daarin Christus ontmoetten. Dat werd in die tijd, en nog steeds, niet onderkend en niet gewaardeerd. Ex Caritate biedt de aanzet om deze conclusie verder te doordenken alsnog te waarderen als de essentie van het spirituele erfgoed van de zusters.
Ex Caritate. Verloren b.v., 2010. ISBN 9789087041533.
Door: Dr. Marijke Verhoeven, ethica
0 reacties