Het is bijzonder en spannend om een boek te lezen van een dramaturg, die met zijn inzichten een verfrissende bijdrage weet te leveren aan de discussie over waardevolle zorg. James Thompson is hoogleraar toegepaste theaterwetenschappen aan de University of Manchester. In zijn nieuwe boek Care Aesthetics breekt hij een lans voor kunstzinnige zorg én zorgzame kunst.
De afbeelding op het omslag, wat gebeurt daar? Een zorgprofessional, vrouwelijk, helpt een oudere man – de ontvanger van zorg – de armen te strekken en het hoofd te draaien, misschien om spieren los te maken, evenwicht te behouden, revalideren, zoiets? Zij raakt hem aan. Beiden – de lippen licht getuit – erg geconcentreerd. Op de achtergrond eerder een thuissituatie dan die van een instelling. Of, een professionele danser, de man dan, die de zorgprofessional leert om in een vloeiende beweging te leiden en te volgen? Het zou zomaar kunnen dat de man leidt en de vrouw volgt. Of verkennen ze samen op kunstzinnige wijze nieuwe manieren van zorgzame aandacht, aanraken en meebewegen?
De kern van het boek wordt gevormd door een tweeledige gedachte: zorg en esthetiek. Zorgen heeft voor Thompson een esthetisch karakter. Zorgen is lichaamswerk, is waarnemen, voelen, ervaren, percipiëren. In kunst, door kunst en met kunst wordt gezorgd. Zeker als de kunstenaar werkt met mensen in sociale situaties, zoals bijvoorbeeld in het theater. Zorgesthetiek is de theorie die dit tweeledig karakter samenbrengt, en het veelvoud aan praktijken van kunstzinnige zorg en zorgzame kunst bestudeert en duidt.
Wat opvalt is de prettige eenvoud in de structuur van het boek. In het eerste, theoretische deel beschrijft Thompson wat esthetisch betekent in het woord zorgesthetiek, om daarna in te gaan op de andere helft van het woord, zorg. In het tweede deel wordt aan de hand van de noties zorgzame kunst en kunstzinnige zorg praktische invulling gegeven aan het concept zorgesthetiek. Thompson sluit zijn boek af met een uitzicht op de toekomst, waarin wat hem betreft de zorgesthetiek een veel alledaagser invulling moet gaan krijgen.
Thompson weet op verschillende manieren kleur te geven aan de theoretische samenkomst van de begrippen zorg en esthetiek. Hij gebruikt een breed scala aan waardevolle bronnen, zowel uit de kunsten als uit de esthetiek en zorgethiek. Daarnaast put hij uit eigen ervaringen, waardoor zijn persoonlijk motief om deze tekst te schrijven continu voelbaar is. Beschrijvingen over de vervaardiging van een waterfles, baden en haren knippen verhelderen zijn boodschap.
Binnen de eenvoudige opzet lijkt Thompsons werkwijze op die van Ludwig Wittgenstein. Beiden willen namelijk niets weten van dure woorden die enkel voor de filosofische of kunstzinnige elite zijn. Een woord als esthetiek heeft niet alleen met kunst te maken, maar, naar het Griekse aisthesis, in eerste instantie heel alledaags met perceptie, met waarneming en oordeel. Pas in de 19e eeuw kwamen schoonheid en kunst centraal te staan in de esthetica. Ook de esthetische ervaring is voor Thompson geen verheven, contemplatieve gebeurtenis, zoals bijvoorbeeld de romantici het zagen. Het zijn ervaringen die ook heel klein kunnen zijn, die je net even boven de perceptuele stroom van alledag uit tillen. Zo wordt het esthetische bij Thompson een intrinsiek onderdeel van alledaagse zorgpraktijken. Ofwel, het wordt iets van iedereen.
Vervolgens is ook zorg, in lijn met de zorgethiek van Joan Tronto, voor Thompson niet iets wat alleen zorgprofessionals doen, maar op een veel basaler niveau iets wat alle mensen doen om hun leven en wereld vorm te geven en waar nodig te repareren. Zorgen is bovendien, in navolging van de Amerikaanse filosoof en zorgethicus Maurice Hamington, een belichaamde activiteit met een sterk performatief karakter. Zorg wordt ‘uitgevoerd’, er is heel vaak een aanschouwer van zorg, een publiek. Het ‘getuige zijn’ van zorg is voor Thompson dan ook een kernkarakteristiek van zorg.
Het zoekende karakter van zijn schrijven en het betreden van (soms te) veel zijpaden, wordt afgewisseld met statements over wat zorgesthetiek moet zijn, met wegwijzers waarop hij aangeeft waar de beschouwing uiteindelijk op uit dient te komen. Dit maakt de leeservaring op bepaalde momenten enigszins ambigu. Enerzijds geeft Thompson aan dat zijn tekst verkennend is en op geen enkele manier definiërend wil zijn, maar anderzijds voel je als lezer vanaf de eerste pagina heel sterk dat Thompson wil dat het zo en zo wordt, dat alle materialen voor zijn betoog al klaarliggen. Sociaal-maatschappelijke woorden als solidariteit, rechtvaardigheid en gemeenschap vormen de basis.
Thompson zette in het verleden diverse theaterprojecten op in gevangenissen en conflictgebieden. De beschreven eigenschappen van zorg heeft Thompson nodig om ‘care’ binnen het domein van de geëngageerde kunst en de zogenaamde community arts te kunnen plaatsen. Dit boek is ook een poging om deze domeinen van kunst een theoretisch kader aan te reiken, een kader waarin het gemeenschapsperspectief stevig verankerd is.
Het is echter de vraag of hem dat ook lukt. Want om het gemeenschappelijke in te lijven in een theoretisch kader van esthetiek en belichaming, dat van oudsher gebaseerd is op het individuele, op de relatie tussen aanschouwer en object of op die tussen subject en wereld, dat blijkt lastig. Hoewel Thompson zich bewust lijkt te zijn van deze uitdaging, lijkt hij zich toch niet te realiseren dat hij er een klassiek epistemologisch vraagstuk mee aanroert, namelijk of en hoe intersubjectiviteit, het wederzijdse kennen van ‘de ander’, van diens ervaring en werkelijkheid, mogelijk is. Zijn beschrijving schakelt relatief moeiteloos, maar zonder grondige argumentatie, van individuele esthetische oordelen over objecten naar esthetische ervaringen waarin mensen op intieme wijze delen en gemeenschappelijkheid ervaren (‘in between aesthetics’, p. 29); via individueel waargenomen werelden zoals bij Merleau-Ponty (‘sensory worlds’, p. 35) naar een gezamenlijk ervaren werkelijkheid (‘a sensory world’).
Maar maakt het voor een zorgesthetiek in deze vorm uit, of het raadsel van intersubjectiviteit blijft bestaan? Ik denk van niet. Het lijkt me op zich ook wijs om zo’n gedeelde werkelijkheid niet te veronderstellen. In de praktijk blijkt deze nu eenmaal zo nu en dan wel, maar vaak genoeg ook niet of niet helemaal het geval te zijn. Dit geldt zowel in de kunst als in de zorg. Dit wordt vaak pas duidelijk als we het over onze percepties gaan hebben, met taal. Het benoemen en onderzoeken van de verschillen in ervaring en perceptie, bijvoorbeeld met verpleegkundigen, is juist een bere-interessante zorgesthetische oefening in de ontdekking van de eigen individualiteit en zienswijze.
Waar Thompson in zijn boek niet op ingaat, is de toegevoegde waarde van zorgesthetische inzichten voor het zorgonderwijs. In Nederland heeft de zorgesthetiek sinds een aantal jaren juist vanuit die hoek een ontwikkeling doorgemaakt. In reactie op het grote gebrek aan aandacht voor esthetische thema’s als perceptie en lichamelijkheid van de zorgprofessional in het Nederlandse verpleegkundeonderwijs (zowel op mbo als hbo-niveau), heeft zich een zorgesthetisch gedachtegoed ontwikkeld dat daar verandering in wil brengen. Door daarover te schrijven, en bijvoorbeeld door studenten van de opleiding verpleegkunde in een keuzevak samen te brengen met studenten van kunstacademies. Onder begeleiding van performancekunstenaars, procesproevers en een dansgezelschap werd gedurende een semester gezamenlijk onderzoek gedaan naar de vraag wat het betekent om te zorgen.[i] Thompsons boek sluit hier naadloos op aan en is in theoretisch opzicht een welkome aanvulling.
Binnen het Nederlandse zorgdomein zijn weliswaar veel kunstenaars actief, maar van een gelijkwaardige uitwisseling, van zo’n gezamenlijk leren door zorgprofessionals en kunstenaars, met de woorden ‘zorg’ en ‘esthetisch’ in het centrum, is verder nauwelijks sprake. Daarom is Thompsons Care Aesthetics niet alleen een rijk en inspirerend boek voor geëngageerde kunstenaars. Ook zorgethici, filosofen, opleiders en beleidsmakers die zich inzetten voor (mede)menselijke, mooie zorg, vinden in dit boek een waardevolle uitbreiding van hun denk- en handelingskaders.
Tom Maassen is filosoof en jarenlang als docent-onderzoeker werkzaam geweest bij opleidingen Geneeskunde en Verpleegkunde. Sinds kort is hij als onderzoeker zorgesthetiek verbonden aan Leyden Academy on Vitality and Ageing.
maassen@leydenacademy.nl
[i] Ik refereer hier aan de minor The Art of Caring, die ik samen met Andries Hiskes heb ontwikkeld aan De Haagse hogeschool. In een nog niet gepubliceerd artikel ga ik in op de blauwdrukken en onderleggers van het Nederlandse verpleegkundeonderwijs, en problematiseer ik vanuit een zorgesthetische benadering de totale afwezigheid daarin van woorden als ‘lichaam’, ‘lichamelijkheid’, ‘waarneming’, ‘perceptie’ en ‘zintuig’ van de verpleegkundige.
0 reacties