We besluiten naar een marktje te gaan ‘aan de andere kant van de stad’. Mijn moeder gaat mee, we zijn met drie generaties vertegenwoordigd. Dorpsbewoners hebben hun huizen of tuinen opengesteld, er zijn galerietjes met kunst en er wordt ook huisvlijt getoond. Veel van de tuinen zijn voor de gelegenheid omgetoverd tot theetuin, de mooie oude kerk kan bezichtigd worden en op diverse plekken zijn spelletjes voor kinderen georganiseerd. Het hele dorp bruist van de levendigheid.
We parkeren de auto aan het begin van het dorp, het is druk. We lopen door een lange straat met prachtige huizen naar het centrale deel van het dorp. Onderweg zien we dat verschillende gevels gestut zijn. ‘Ze zullen wel aan het verbouwen zijn’, denk ik. Maar verder lopend denk ik ‘Hier ook al?’ Het begint mij te dagen. Deze huizen hebben aardbevingsschade. Zo dicht bij huis, maar een wereld van verschil.
Nadat we pottenbakkers en wolspinners aan het werk hebben gezien gaan we bij iemand achter het huis in een theetuin zitten. We zien daar een collectebus staan met uitleg erbij. Een klein kind uit dit dorp is ernstig ziek en heeft behandeling in Amerika nodig. Ik doe wat geld in de bus. Wat naar om zo klein zo ziek te zijn. Maar wat mooi dat ‘het dorp’ zorg heeft voor dit kindje, voor dit gezin.
Nu we eenmaal de uitleg over het zieke kindje hebben gelezen komen we overal in het dorp collectes tegen. Ringen werpen, kaarsen kopen, limonade uit een plastic koe melken: allemaal voor de benodigde hulp voor dit kind. Het komt wel ‘binnen’.
Al lopend door het dorp werp ik een blik naar binnen bij een gestut huis. In zie de steigers in de woonkamer staan, er liggen vier matrassen met beddengoed op de grond. Oké, kamperen is leuk. Maar niet iedere dag, en niet gedwongen. Ik neem aan dat het niet meer veilig is om boven te slapen. Het zal in ieder geval niet als veilig worden ervaren. Wat een impact.
Als ik weer voor mij kijk zie ik een gezin dat onze richting oploopt. Zij hebben een kindje bij zich dat plastic buisjes in het neusje heeft en in een karretje vooruit wordt geduwd. Ik herken het kind van de foto op de collectebus bij de theekraam. Ik schrik. Wat is het oneerlijk in het leven. Zo’n klein kind. Maar wat een liefde, enthousiasme. De ouders lopen glimlachend rond en bedanken links en rechts voor het initiatief voor de inzameling. Wat is er een boel zorg voor elkaar in dit dorp, wat een boel waardering over en weer.
Het is een groot contrast: het dorp heeft zorg voor het zieke kindje, maar wie heeft er zorg voor het dorp? De mensen wonen in gestutte huizen. Sommigen slapen beneden. Anderen slapen misschien helemaal niet door hun kopzorgen.
De ‘boze boeren’ op het journaal zijn gewone mensen die in hun gewone huizen een gewone nachtrust willen hebben. Dat hebben zij allemaal niet omwille van de inkomsten voor anderen. Ze zijn zelf de plastic melkkoe geworden waar ranja uit komt. Maar er staat dan geen collectebus naast voor geleden schade.
Ik ben echt een beetje van de leg. Wel de lusten niet de lasten. Mensen behoren toch veilig te kunnen zijn in hun eigen huis? Wie zijn wij als mens als wij niet zorgen voor anderen? Wat zijn wij waard? Zijn wij nog waardig? Hoe kan een regering over de rug van anderen gaan? Hoe kan het dat dit kan? Het streven naar veiligheid kan natuurlijk moeilijke dilemma’s in de hand werken. Kiezen we voor de veiligheid van een individu? Kiezen we voor een groep of de samenleving? Maar hier hoeft dat niet. Het betreft geen noodzakelijk kwaad, het is geen noodlot! Het gaat hier om de vraag of geld meer waard is dan een (mede)mens? Absurd. De gaskraan kan immers dicht. Behoort veiligheid van alle burgers geen eerste prioriteit te zijn? Er zijn genoeg offers gebracht door een kleine groep voor ‘de rest’. Laten we daar de ogen niet voor sluiten.
Eigenlijk verwacht ik van een regering dat zij het goede voorbeeld geven aan de burgers. Maar dat is dus heel naïef, zeker als er geld in het spel is. Wellicht kan de regering een voorbeeld nemen aan dit dorp. Ondanks hun erbarmelijke omstandigheden proberen zij standvastig te zijn en zorg voor hun dorpsgenootje te hebben. Het kindje dat nog kwetsbaarder is dan zij zelf zijn. Solidariteit en zorg voor elkaar, daar kunnen ze in Den Haag een voorbeeld aan nemen.
Swanny Kremer
Foto: Schokkend Groningen
0 reacties