Het PBG is een groot succes. Toch, of juist daarom, wordt het weer betrokken in politieke discussies over bezuinigingen. Jan Maarten Nuijens en Jacqueline Kool over deze discussie.
De discussie over nut en noodzaak van het persoonsgebonden budget (PGB) intrigeert mij zeer. Hoe heeft het persoonsgebonden budget zo’n vlucht kunnen nemen? Wat zegt dat over de aansluiting van bestaande zorgaanbieders op de leefwereld van zorgvragers? Was het zonder de introductie van gereguleerde marktwerking in de zorgsector ook zo’n succes geworden, als logisch uitvloeisel van de individualisering en veranderende sociale structuren in onze samenleving? Zijn we daarin doorgeschoten?
Voor mij staat in ieder geval vast, dat de zorgsector nog onvoldoende in staat is om voor een groter wordende groep zorgvragers of mantelzorgers tot een goede match te komen tussen vraag en aanbod. Daar waar dat niet lukt, zoekt de burger naar eigen oplossingen. Het PGB is hierin van nut gebleken; het stelt de zorgvrager in staat regie te voeren over zijn leven, ook bij toenemende afhankelijkheid. De groei van het PGB zegt dus veel over het aanpassingsvermogen van gevestigde zorgorganisaties en zou ons moeten prikkelen tot klantgerichter zorg verlenen. Nu de bestaande regeling op de helling staat, komt die uitdaging nog pregnanter naar voren, zeker nu de eigen regiefunctie tot paradigma voor de gezondheidszorg is gemaakt.
Los van die bestuurlijke opgave roept het politiek-maatschappelijke debat veel principiëlere vragen op. Wat mij vooral opvalt, is de kortzichtigheid in het discours, over hoofden van PGB-houders heen. Het persoonsgebonden budget zou te duur zijn, maar ten opzichte waarvan? Het zou te fraudegevoelig zijn en te zeer malafide personen aantrekken die cliënten uitbuiten, maar in welke mate? Wat had er dan op voorhand beter ingeregeld kunnen of moeten worden om deze deels voorspelbare risico’s in te dammen, zonder eerst de kraan zonder duidelijk begrensde kaders open te zetten? In tijden van budgetkrapte staat een Europees beproefd concept opeens ter discussie en is de zorgvrager met het persoonsgebonden budget het kind van de rekening. Daar waar de institutionele belangen het minst ter discussie staan, is het blijkbaar relatief gemakkelijk oogsten.
Die harde constatering werpt een interessant licht op de materie: gaat het bij de verdeling van schaarste uiteindelijk niet om de vraag wie de meeste macht heeft? Maakt de afloop van het debat niet overduidelijk, dat de sterk bepleite regiepositie van de cliënt in het speelveld met overheden en aanbieders nog steeds onvoldoende kracht heeft? De discussie over het persoonsgebonden budget legt daarmee nog een ander probleem bloot. Het ontbreekt aan een werkelijk goed doorleefde toekomstvisie op betaalrelaties in ons zorgstelsel en de positie van de zorgconsument daarin. Dat collectieve financiering grenzen heeft zal niemand ontkennen. Maar als maatschappelijke waarden fundamenteel uitgaan van zelfregie van burgers en medeverantwoordelijkheid van informele systemen, past het om de burger daarin goed toe te rusten, zodat hij eigen keuzes kan maken. In de vertaling van die opgave zou een systeem van persoonsgekoppelde financiering vanzelfsprekend moeten zijn. Of deze tot stand komt op basis van een PGB, een vouchersysteem of anderszins, is uiteindelijk van ondergeschikt belang. Voorkomen moet worden, dat we terugvallen op oude regelprincipes, waarbij aanbodgerichte zorg kan gedijen en de zorgvrager het nakijken heeft.
Jan Maarten Nuijens, bestuurder GroenekruisDomicura Maastricht
Het lijkt een trend: de overheid kondigt zware bezuinigingen af, liefst in een kwetsbaar segment van de samenleving. Dan leunt men achterover en wacht af. Bij te grote weerstand draait men het plan deels terug en verzuchten burgers dat het gelukkig allemaal wat meevalt. Motivatie wordt nauwelijks gegeven, “ja, iedereen gaat de bezuinigingen voelen” en men bazuint wat over misbruik en profiteurs; de media doen de rest. Ineens zijn mensen die afhankelijk zijn van zorg, assistentie en begeleiding verdachte burgers die maar al te graag een handicap faken om oneigenlijk geld binnen te slepen. Het lukte met de Wajong en rugzakjes, bijna met adl-clusterwonen (helaas het maatschappelijk verweer was te groot en da’s slecht voor het image van de staatssecretaris) en nu gebeurt het met PGB. Een CDA-Kamerlid is verontwaardigd dat familieleden en vrienden tegenwoordig overal voor betaald willen worden en dat zorgen voor je naaste toch ook fijn is (daarbij mantelzorg – onbetaald – en PGB door elkaar gooiend) en Nederland begrijpt dat PGB voor 90% moet verdwijnen. Was PGB niet al lang een linkse hobby?
Jan Maarten Nuijens noemt het terecht een machtskwestie. De professionele zorg rond mensen met beperkingen is een enorm bolwerk waar veel geld omgaat. Voorwaar een machtsfactor. PGB-gebruikers zijn niet zo machtig. Nog niet, die zijn nog volop aan het ontdekken wat ze allemaal vermogen als mondige burger nu ze dankzij hun PGB maatschappelijk mee kunnen draaien (Volkskrant 14-6-2011 ‘Mijn handicap is de bureaucratie’).
De discussies over nut en noodzaak van PGB intrigeren Nuijens. Mij maken ze boos. Ze gaan over centen en waan van de dag. PGB is geen tijdelijke optie tot zorginstanties de boel op orde hebben en maatwerk leveren. Het is een verworvenheid, internationaal, die werkt. Met een budget in de hand en de mogelijkheid tot regie, voelen mensen dat ze zeggenschap krijgen over hun bestaan. Wie betaalt, bepaalt. Daarmee is PGB niet zaligmakend voor altijd en iedereen, maar wel een belangrijk middel om burgerschap en participatie vorm te geven.
Met Nuijens verzucht ik dat Nederland eens visie moet ontwikkelen. Niet alleen op betaalrelaties in de zorg, maar op een inclusieve samenleving (zoals Duitsland en Nepal). De op handen zijnde ratificatie van het VN Verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap (CRPD) en het World Report on Disability (WHO/Worldbank 2011) dwingt Nederland te voldoen aan internationale standaarden . PGB komt dan vanzelf weer van stal – waarschijnlijk ‘weggezet’ bij gemeenten; kunnen ze er ook nog wel bij hebben.
O ja, inmiddels heeft het CPB doorberekend of die PGB-inkrimping nou wat oplevert: Niet dus. Dat wisten gebruikers allang. Ouders van een kind met een verstandelijke beperking: “Met PGB is de zorg tien keer zo goed, voor de helft van de prijs” (Volkskrant 14-6-2011).
Nog een o ja, onder druk van de Kamer heeft de staatssecretaris toegezegd zich goed te gaan verdiepen in het ‘Deense Model’. Dat hadden opstandige gehandicapten, zoals Dick Cochius, de Kamerleden ingefluisterd. De Kamerleden lopen ermee weg – al weten ze niet precies wat het inhoudt. Grap is dat dit personal assistance systeem veel verder gaat dan ons oude PGB. Ze komt er wel achter, onze staatssecretaris…
Jacqueline Kool, kennismanager van Disability Studies in Nederland
0 reacties