‘To put oneself on a journey, to experience, means to learn.’ Deze toepasselijke zin van Heidegger was het motto van de cursus Hermeneutic Phenomology Methodology waaraan ik begin april deelnam in Preston (UK). In een groep van 31 deelnemers met 17 nationaliteiten en onder de bezielende leiding van Susan Crowther en Gill Thompson leerde ik nieuwe vragen te stellen en deed ik nieuwe inzichten op. Een aantal hiervan wil ik hier graag met de lezers van Zorgethiek.nu delen.
Laat ik allereerst beginnen met het toelichten van de titel van de cursus. Bijna alle fenomenologie heeft hermeneutische (of interpretatieve) elementen maar niet alle hermeneutiek is fenomenologisch. Sommige vormen van hermeneutiek zijn dermate interpretatief dat ze niet meer gegrond zijn in de fenomenologische ervaring. Dat laatste was zeker niet van toepassing op de variant die centraal stond in de cursus.
Crowther en Thompson maken gebruiken van Heideggeriaanse hermeneutische fenomenologie. Tijdens deze week werd mij duidelijk dat deze benadering, naast wat accentverschillen en los van de nadruk op het werk van Heidegger, veel overeenkomsten laat zien met het werk van Max van Manen. Dat betekent dat we geen kant en klare methode aangereikt kregen in de vorm van een aantal stappen of procedures die gevolgd moeten worden.
Hoewel de grondleggers van deze meer procedurele varianten zoals de Reflective Lifeworld Approach en de Interpretative Phenomenological Analysis van fenomenologisch onderzoek benadrukken dat de stappen niet als lineair maar als iteratief proces opgevat moeten worden, blijkt in de onderzoekspraktijk ((Ik ben van mening dat Karin Dahlberg met haar Reflective Lifeworld Approach wel degelijk ruimte laat voor het open en creatieve karakter van fenomenologisch onderzoek. Ze beschrijft openheid zelfs als een belangrijk uitgangspunt van de RLA. Dit komt echter weinig terug in de onderzoeken waarin gebruik gemaakt is van de RLA. Ik heb de indruk dat dit verschillende oorzaken heeft die ik verder wil gaan onderzoeken in een nog te verschijnen hoofdstuk, mede op basis van de ervaringen die ik zelf heb opgedaan met de RLA in mijn promotieonderzoek.
Ook de Interpretative Phenomenological Analysis laat ruimte voor interpretatie maar in de onderzoekspraktijk wordt deze ‘verdiepende slag’ weinig gemaakt.
Zie ook bijvoorbeeld: Joanna M. Brocki & Alison J. Wearden (2006) A critical evaluation of the use of interpretative phenomenological analysis (IPA) in health psychology, Psychology & Health, 21:1, 87-108 daarnaast kan afgevraagd worden of er bij de IPA wel sprake is van fenomenologisch onderzoek maar dat het eerder om psychologisch onderzoek gaat, zie: Max Van Manen (2017) But Is It Phenomenology? Qualitative Health Research (published online) )) dat deze structuur de fenomenologische houding van openheid en verwondering eerder belemmert dan bevordert.
Dit geldt eveneens voor de sterke nadruk op het systematiseren van data in de vorm van coderen en het zoeken van relaties tussen de grote hoeveelheid aan codes. De ‘interpretatieve sprong’ wordt vaak niet genomen en de analyse blijft steken op een epistemologisch in plaats van een ontologisch niveau ((Zie ook het werk van Finn Hansen die in januari 2016 onze vakgroep bezocht. T. Hansen (2012). One step further: The dance between poetic dwelling and socratic wonder in phenomenological research. The Indo-Pacific Journal of Phenomenology, 2012, 1-20.)). De ervaringen worden beschreven, maar het fenomeen blijft onderbelicht.
In plaats van coderen gebruikt de Heideggeriaanse hermeneutische fenomenologie verhalen als analyse ‘tool’ ((Van Manen spreekt niet zozeer over verhalen maar over fenomenologische voorbeelden of anecdotes, zie: Max van Manen (2017) Phenomenology in Its Original Sense. Qualitative Health Research (published online).)). Op basis van transcripties van bijvoorbeeld interviews worden verhalen geschreven die de veelheid van betekenissen naar voren brengen en die de lezer als het ware ‘in de ervaring trekken’.
Dit betekent dat de onderzoeker niet altijd blijft vasthouden aan de woorden die de participant gebruikt. Betekenissen komen immers vaak tussen de regels door naar voren in plaats van dat ze letterlijk benoemd worden door een participant. Men spreekt daarom liever van ‘makings’ dan ‘findings’. Je zou kunnen zeggen dat de onderzoeker op deze manier meer macht heeft over de participant en de noodzaak van transparantie wordt daardoor nog eens extra versterkt.
We beginnen nooit blanco aan een onderzoek. De interesse voor het onderwerp komt ergens vandaan en ook willen we iets bereiken met het onderzoek. Toch is de kern van fenomenologisch onderzoek en ook van hermeneutisch fenomenologisch onderzoek dat we vanuit een open houding en via ervaringen een fenomeen proberen te doorgronden.
In de hermeneutische fenomenologie wordt niet zozeer in de termen van Edmund Husserl over bracketing gesproken, maar wordt aangehaakt bij de terminologie van Hans-George Gadamer, die het heeft over het ontsluiten van ons voor-begrip.
Drie elementen moeten door de onderzoeker expliciet worden gemaakt die ik hier voor het gemak in het Engels aanhaal.
Daarnaast wordt erkend dat ons voor-begrip zowel positief als negatief kan zijn. Het kan ons enerzijds in staat stellen om een situatie betekenis te geven, maar het kan ook onze inzichten beperken en ons begrip belemmeren. Vooroordelen dienen daarom verder onderzocht te worden om te zien in hoeverre ze begrip bevorderen of juist beperken.
Ik ga hier niet in op de overeenkomsten en verschillen met bracketing en bridling maar ik wil wel benadrukken dat ongeacht het gekozen fenomenologisch onderzoeksperspectief het duidelijk moet zijn wie de onderzoeker is en wat deze meebrengt in het onderzoek.
Dit vraagt dus om meer dan een paar regels waarin de onderzoeker vaststelt dat deze alle theorie, vooronderstellingen en eigen ervaringen tussen haakjes geplaatst heeft. Wat er precies tussen haakjes is geplaatst en hoe dat is gedaan zijn veel relevantere vragen.
Wat mij het meest is bijgebleven van de cursus is het open karakter van fenomenologisch onderzoek. Dat klinkt wellicht als een open deur, maar ik denk dat deze openheid niet zo vanzelfsprekend is als het lijkt. Dit inzicht komt niet enkel door de cursus maar is mede ingegeven door de fenomenologische onderzoeken die ik heb uitgevoerd en begeleid.
Hermeneutisch fenomenologisch onderzoek lijkt in te gaan tegen alle vaststaande overtuigingen die we hebben over het doen van wetenschappelijk en ethisch verantwoord onderzoek ((Hiermee wil ik uiteraard niet zeggen dat hermeneutisch fenomenologisch onderzoek niet wetenschappelijk of ethisch verantwoord kan zijn maar dat hierover in andere termen moet worden nagedacht.)). Denk bijvoorbeeld aan ideeën zoals member check, bias, generaliseerbaarheid, feitelijkheid en audit trail.
Dit maakt de zogenaamde procedurele varianten van fenomenologisch onderzoek aantrekkelijk, maar ik begin me steeds vaker af te vragen of we hierdoor de fenomenologie niet kwijtraken. Voor een fenomenologisch onderzoeksproject is het eigenlijk heel vreemd wanneer de onderzoeksvraag aan het eind hetzelfde is als aan het begin.
Ook heeft de cursus me weer eens doen beseffen dat het lezen, bespreken en doorgronden van het werk van fenomenologische filosofen essentieel is voor de ontwikkeling van fenomenologische sensitiviteit en de open houding van verwondering en dus voor de kwaliteit van fenomenologisch onderzoek.
[widget id=”footnotes_widget-2″]
0 reacties