Daar ligt ze dan; Mieke, een doodzieke vrouw in de allerlaatste fase van haar leven. Haar bed staat bijna continu ‘in het zicht’ en ze is de klok rond omringd door mensen. Mensen die het goed bedoelen en haar willen steunen in deze laatste fase, dat wel… maar waar ligt de grens van die nabijheid? En hoe zit het met de ruimte die ze krijgt om te sterven?
De begeleiders van Mieke willen niets missen. Er wordt een schema in elkaar gezet van mensen die ’s nachts naast haar bed komen zitten en er wordt voor gezorgd dat de diensten zo ingericht worden rondom de andere cliënten dat Mieke geen seconde van de dag alleen hoeft te zijn.
Overdag gaat het leven op de woonvoorziening ogenschijnlijk zijn gangetje. Mieke neemt een prominente plaats in en heeft geen minuut van de dag de echte rust die ze, lijkt mij, juist nu zo nodig heeft. Op mijn vraag of het voor Mieke niet fijn zou zijn ook een gedeelte van de dag op haar eigen vertrouwde kamer te liggen komt meteen als antwoord van de begeleiding dat er dan van alles kan gebeuren wat men dan niet ziet. Wat kan er gebeuren? Inderdaad, ze kan sterven. Maar dat moment zit er onvermijdelijk aan te komen, de vraag is alleen wanneer? En het onbekende en juist dat beheersbaar willen maken, wat dan kennelijk toch in de omgeving zit, leidt ertoe dat Mieke continu prikkels ontvangt waar ze zelf de regie niet meer over heeft.
Waar is het zelfbeschikkingsrecht plots gebleven als je van ‘zorgbehoevend’ verandert in ‘stervend’? En hoe zwaar weegt het recht op privacy? David Kessler beschrijft in zijn boek ‘Het recht op waardig sterven’ een aantal rechten van stervenden. Daaronder valt onder anderen het ‘recht om niet alleen te sterven’.
Maar wat als iemand die 24 uur per dag omringd wordt door mensen en geen minuut van de dag alleen gelaten wordt laat zien dat ze moe is? Haar ogen probeert te sluiten, maar door de alledaagse beslommeringen ‘wakker’ gehouden wordt. De taxichauffeur die binnen komt en één van de bewoners luid roept, een gesprek over hoe de begrafenis geregeld zal worden dat nota bene gevoerd wordt boven het bed van Mieke en een bewoner van een andere woonvoorziening die binnen komt en ongenuanceerd en hardop de vraag stelt “Wie gaat hier dood?”. Dit allemaal in het bijzijn van Mieke.
Volgens mij kun je het in dit geval wel omdraaien en er nog een recht aan toevoegen: het recht om juist wèl alleen te mogen sterven. Alléén … in alle rust, zonder priemende ogen die kijken of het al zover is. Alléén … zonder al die drukte om je heen en mensen die, hoe goedbedoeld dan ook, niets willen missen. En dat recht heeft Mieke voor zichzelf min of meer opgeëist: Mieke is gestorven op een moment dat ze net even alleen was in haar eigen kamer. Gesterkt door het gevoel van nabijheid van familie, medebewoners en begeleiding, maar op haar eigen manier de ruimte hiervoor genomen …
Tekst: Esther Hamers
3 reacties
Karin Seijdell
Een goede column, en een waar woord. Ieder sterft op de eigen wijze. Ik heb de afgeloepn jaren vaak meegemaakt, dat iemand echt wachtte op het moment dat hij of zij éven’ (vaak ongepland!) alleen was.
Dat is ook goede zorg. Niet zorgen. Soms, ten minste.
Edwin Karel
Een bijzonder spanningsveld op subtiele wijze verwoord…..
goed gedaan …
debby blommaert
Mooi verwoord en heel herkenbaar!