5 – 6 minuten

0 reacties

Voorheen stond er een flesje water of een blikje cola, nu staat er een pompje met desinfecterende handgel in de houder van mijn auto. Ik wrijf de blauwe gel over mijn handen, zet een mondkapje op en stap uit. Ik wacht op afstand van andere klanten tot ik een pluk papier uit een houder kan trekken, spuit daar weer een desinfecterende vloeistof op en reinig mijn boodschappenwagen. 

In de winkel volg ik de looprichting. Het valt mij op dat veel mensen nu een mondkapje dragen. Ik werk mijn boodschappenlijstje vrij geconcentreerd af zodat ik niet terug hoef te lopen. ‘O, sorry hoor’, zegt een oude dame die voor mij langs reikt naar de eieren. ‘Die was ik vergeten.’, zegt ze terwijl ze zonder mondkapje veel te dicht bij mij staat. Ik schrik er gewoon van.

Een andere vrouw met een bos mooie krullen komt een bekende tegen. Ze doet haar mondkapje af en gaat uitgebreid een gesprek aan middenin het gangpad. Twee jongens in de studentenleeftijd die ik tref bij de vegetarische wokreepjes maken daar grappen over. ‘Zag je dat? Dan heeft het toch geen enkele zin, zo’n kapje?’. Ze zeggen het vrij luid, het lijkt alsof ze willen dat de krullen-dame het hoort. Opmerkelijk is dat ze zelf geen mondkapjes dragen, waar andere klanten weer afkeurend naar kijken. Ik besluit ter plekke dat ik maar weer online boodschappen ga bestellen.

Straf
Onderhand loopt mijn dochter rond op haar grote scholengemeenschap. Er zijn al verschillende leerlingen positief getest op Corona. Mondkapjes zijn in de wandelgangen verplicht, daar kan men geen 1,5 meter afstand houden. Maar mijn dochter is hier niet gerust op. ‘In de klas kun je toch ook Corona oplopen? Ik wil het niet mee naar huis nemen.’  Op eigen initiatief draagt ze een mondkapje in de klas. Voor de meeste docenten geen punt, maar helaas spreekt haar mentor haar erop aan: ‘Ik wil je gezicht kunnen zien.’ Als mijn dochter uitlegt dat ze vanwege mijn verhoogde risico een mondkapje draagt, zegt ze: ‘Ga dan ook maar apart zitten.’

Voor mijn dochter voelt apart gezet worden als een straf, terwijl het toch haar vrije keuze is om een kapje te dragen? Ik stuur de docent hierover een e-mail waarop ik de uitleg krijg dat het niet logisch is om een mondkapje te dragen en vervolgens binnen 1,5 te zitten. ‘Het hoeft niet logisch te zijn’, reageer ik. ‘Ze doet uit eigen initiatief wat ze kan uit goede zorg voor mij, voor anderen.’ En ik voeg eraan toe dat het ‘overigens geen slecht idee zou zijn om alle leerlingen op 1,5 meter van elkaar te zetten in de klas.’ Daar krijg ik geen reactie op. Enkele dagen later wordt mijn dochter in de kantine afgeblaft door dezelfde docent als ze een broodje eet: ‘Nu zit je zo dicht bij elkaar zonder mondkapje op! Ik vind dit niet kunnen!’.

Keuzes
Ik vraag mijn dochter wat ze graag zou willen. ‘Nou, niet dat jij er weer met school over begint. Daar krijg ik alleen maar gezeik van. Maar ik wil dat ze mij gewoon met rust laat. Het is toch mijn keuze en niet die van haar?’ Ik knik nadenkend: ‘Dus eigenlijk wil je gewoon respect voor je keuze?’ ‘Als jij dat zo wilt noemen’,  zegt ze, ‘ze moet mij gewoon met rust laten!’

Deze nieuwe situatie roept zo veel nieuwe vragen op. En er ontstaan ook een heleboel nieuwe keuzes. Voor de docent op mijn dochters school roept het de vraag op hoe ze om moet gaan met leerlingen die in de klas een mondkapje dragen. Nog een paar weken verder en ik vermoed dat ze zich moet buigen over de vraag ‘Wat moet ik doen als leerlingen in de klas juist geen mondkapje dragen?’

Voor mijn dochter is het ook wikken en wegen: wanneer doe ik het goede?

Vervolgens vraag ik mij af wat ik eigenlijk wil. We zijn als gehele samenleving in een ‘nieuw normaal’ terechtgekomen. Je ziet en hoort de worsteling overal om je heen. In de supermarkt, op het werk en ook thuis.

Samen
Wat is nu wijsheid? Over de vraag of mondkapjes daadwerkelijk helpen zijn de meningen verdeeld. Een eenduidig antwoord ga ik hierop ook niet vinden, ik ben ook geen medicus. Voor nu beroep ik mij voor mijzelf maar op gezond verstand. Het lijkt minder kwaad te kunnen om ze wel te dragen dan om ze achterwege te laten. Dus ik draag ze.

Maar wat ik haast een groter probleem vind is de verharding onder de mensen. De boosheid als iemand wel, of juist niet, een mondkapje draagt. De welles-nietes discussies. De spanning die er onder mensen ontstaat terwijl de huidige tijden al spannend genoeg zijn. De verwijten, het met ‘de vinger nawijzen’.

Wat zou het mooi zijn als we in deze pandemie, in dit ‘nieuwe normaal’, niet tegenover elkaar, maar naast elkaar zouden staan. Ondanks alle verschillen, verbonden in een ‘nieuw samen’.

Swanny Kremer

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *