Locatie: een gemeenschappelijke woonruimte in een tbs-kliniek. Hij zit op een vlekkerige stoel naast een zilveren koelkast. In de nis tussen koelkast en muur zijn veel plastic boodschappentassen gedrukt. Op de deur van de unit hing al een briefje ‘Neem je eigen tasje mee naar de winkel’, en ik begrijp nu goed waarom dat is.
“Wat doe jij hier eigenlijk?”, vraagt hij mij als ik het afdelingskantoor uit kom lopen. “Ben je therapeut?”, en daarna: “Hoelang werk je hier?” Al luisterende naar mijn antwoorden vervolgt hij: “Dat we elkaar dan nog nooit ontmoet hebben…”
Hij komt wat verloren op mij over en ik parkeer mijn ‘haast’ in mijn hoofd en maak een praatje met hem: “Zit jij op deze afdeling?”, vraag ik. Hij vertelt dat hij als ‘crisis’ is opgenomen, “Ik heb mij niet aan mijn verlofvoorwaarden gehouden”, mompelt hij. Ik kies om daar niet op in te gaan en vraag: “Hoe is het om hier te zijn?” Hij heeft een grote grijns op zijn gezicht als hij zegt: “Nou, ik kan roken, dus het is goed.”
“Is roken belangrijk voor je?”, vraag ik en kijk hem aan. Zijn wat terneergeslagen houding lijkt zich te keren. Terwijl hij rechterop gaat zitten zegt hij: “Ja, ik rook al vanaf dat ik Alfred J. Kwak kijk. Ken je dat?”
Als hij wil provoceren lukt het hem. “Hoe oud was je bij je eerste sigaret? “, vraag ik hem. Hij glundert bijna als hij zegt dat hij rookt vanaf zijn zevende jaar: “Het lag gewoon op tafel. Dus als mijn moeder uitsliep draaide ik een shagje.” Ik zie het op de één of andere manier voor me. Een salontafel met shagkruimels en twee kinderhandjes die aan het draaien zijn. Dan met een (onbeheerde) aansteker het shagje opsteken en onderhand genieten van ‘een eend die in een klomp woont’ en het liedje ‘Ik ben vandaag zo vrolijk’.
Het contrast tussen bederf en onbedorvenheid grijpt mij bij de keel, maar ik knik en vraag: “Wist ze ervan?” Hij bevestigt dit en zegt: “Ja, natuurlijk. Maar ze is een goede moeder. Ik kreeg pas mijn eerste eigen pakje shag toen ik 13 was.”
Ik zie aan alles dat hij dit meent. Ondertussen schieten de factsheets razendsnel door mijn hoofd: Meeroken is al zo schadelijk voor een kind. Maar zelf roken is nog zo veel schadelijker. Hoezo is dat een ‘goede moeder?’ Mijn norm ‘niet schaden’ wurgt mij bijna maar ik vlieg zijn leven eventjes binnen en loop er ook zo weer uit. Dus ik luister.
“Mijn moeder en ik roken nog steeds hetzelfde merk shag”, gaat hij door, “als ik rook denk ik aan haar.” Ik knik en vraag: “Hoe is je band met je moeder?” Als hij begint te praten veert hij nog meer op en zegt: “Heel goed. Ze heeft mij alleen opgevoed en ik was niet makkelijk, maar ze was er altijd voor mij.”
Later op de dag zit ik in de auto met mijn dochter. Zij wil een cadeautje kopen en ik wil wat boodschappen doen. Terwijl de ruitenwissers als een gek op en neer gaan en de wind aan de auto rukt vertel ik haar over de ontmoeting met deze patiënt. “Hoe kan hij haar een goede moeder vinden?”, zeg ik hardop.
Ze luistert en zegt: “Nou, dat is niet te best, dat roken. Maar dit doe jij zelf soms ook Mama.” Ik schrik hiervan en kijk opzij terwijl wij in onze ‘kleine cocon’ in een stortbui rijden. “Hè, hoe bedoel je dat?”, vraag ik verbluft. “Nou dan stel je mij een vraag en dan verwacht je een volwassen antwoord. Zoals nu bijvoorbeeld. Ik ben maar 15!”
Ik denk hier kort over na en zeg: “Sorry, dat doe ik inderdaad soms. Dat komt denk ik omdat ik alleen met jou woon en ik wel behoefte heb aan zulke gesprekken.” Zij knikt en zegt: “Dat weet ik wel en dat snap ik ook wel.” “Ik ga er beter op letten, goed dat je het zegt”, zeg ik terwijl we aankomen op de parkeerplaats.
We rennen daarna ieder naar ‘onze winkel’ terwijl de wind aan onze haren trekt. Als ik even daarna boodschappen doe denk ik hier verder over na. Je doet als moeder wat binnen je vermogen ligt, en als je dat alleen moet doen kun je soms iemand missen die met je ‘meestuurt’. En dan stuur je mogelijk een beetje naast het door jezelf gewenste pad.
Dus is zij een goede moeder? Ze heeft het in ieder geval zes jaar weten te rekken voordat hij zijn eigen pakje shag van haar kreeg. En ben ik een goede moeder? Mijn dochter kan in ieder geval aangeven waar haar grens ligt.
Ik leer weer eens om niet zo snel te oordelen. Te veroordelen zelfs. Lang niet voor iedereen is het perfecte plaatje weggelegd. Ook zeker voor ons niet. En toch hoop ik dat mijn dochter, net als de man op de vlekkerige stoel naast de koelkast, op een dag zal zeggen: “Ze heeft mij alleen opgevoed en ik was misschien niet altijd makkelijk, maar ze was er altijd voor mij.”
0 reacties