6 – 7 minuten

0 reacties

Gerome Friesen – manager Public Affairs Philips – en Alistair Niemeijer – universitair docent Zorgethiek – in gesprek over innovaties in medische technologie op de werkvloer en morele innovatie.

[twocol_one]

Medische innovaties zijn van de werkvloer

Gerome Friesen

Gerome Friesen

Gerome Friesen, manager Public Affairs Philips

Volgens de literatuur is bij innovatie in medische technologie sprake van een viertal stappen. Zo moet een vernieuwing allereerst technisch en wetenschappelijk realiseerbaar zijn. Vervolgens dient deze klinisch te zijn gevalideerd. Daarna dient er een verdienmodel te zijn. En tenslotte moeten de institutionele randvoorwaarden kloppen, wil een innovatie ook daadwerkelijk worden toegepast.

Dit soort dwingende stappenplannen hebben hun charme voor bedrijfskundigen, maar hebben weinig uit te staan met de realiteit. Bij Philips vormt de zorgverlener samen met de patiënt het uitgangspunt voor innovatie van medische technologie. Dit gebeurt tegen de achtergrond van zogenaamde zorgpaden. Hierbij wordt voor bijvoorbeeld een aandoening als hartfalen het volledige ziekteproces in beeld gebracht, van preventie en diagnose tot en met behandeling en nazorg. Het doel daarvan is om alles vast te leggen wat de betrokkenen in de verschillende fasen feitelijk doen om dit achteraf met elkaar te evalueren op verbeterpunten. Hierbij wordt alles op film en foto vastgelegd: dat wat de patient en behandelend arts doen, maar ook wat de betrokken verpleegkundigen, de andere zorgverleners en de betrokken familieleden feitelijk doen. Het doel is te komen tot verbeteringen die zowel de patiënt als de zorgverlener als zinvol ervaren.

Deze benadering kent een aantal complicerende factoren. Over het algemeen vinden oplossingen waarbij rekening is gehouden met wensen van de eindgebruiker gretig aftrek in de markt. Dit is echter moelijker dan we denken. Ten eerste verschilt het gedrag van patiënten per cultuur. Nederlanders slikken liever, terwijl Fransen liever spuiten om maar een eenvoudig voorbeeld te noemen. Medische technologie gaat allang niet meer om enkel de apparaten, maar om oplossingen die onderdeel vormen van het zorgproces. Die processen zijn niet universeel. Zorgsystemen verschillen soms sterk per land. Wat in de VS met haar ‘private pay’ mentaliteit voor bijvoorbeeld ouderenzorg prima werkt hoeft niet aan te slaan in een land als Brazilie waar de zorg nog sterk leunt op de extended familie structuren en het charitatieve karakter van bepaalde zorgdiensten.

Geneeskunde heeft ook een Janus gezicht. Naast evidence based medicine met haar focus op wetenschappelijke onderzoeksmethodieken kent het ook een narratieve kant waar het verhaal en zingeving centraal staan. Dit is terug te vinden in verbeteringen van medische technologie, waaraan nieuwe manieren van informatie uitwisseling tussen zorgverleners en patiënten zeker zoveel bijdragen  als het opkrikken van de specificaties van een scan of andere meetopstelling. Zo geredeneerd vormen de institutionele randvoorwaarden niet de hekkensluiter, maar juist het startpunt voor innovatie in de zorg. Verbetering in medische technologie is eigenlijk van, door en voor de werkvloer.

[/twocol_one]

[twocol_one_last]

Reactie: Medische innovatie is nog geen morele innovatie

Alistair Niemeijer

Alistair Niemeijer

Alistair Niemeijer, zorgethicus Universiteit voor Humanistiek

Volgens de filosoof Ludwig von Mises is een industriële innovatie ‘the whim of the elite, which becomes a need of the public’. Een industriële of technologische innovatie, stelt Von Mises, dringt zichzelf op aan het publiek als een uitspatting of luxe speeltje van de elite, die geleidelijk verandert in een behoefte van iedereen en als onmisbaar wordt geacht.  Letterlijk betekent innovatie ‘introduceren als nieuw’ of ‘hernieuwen’ en ‘herstellen’, van het Latijnse innovare.

Interessant aan deze etymologie en het citaat van Von Mises is de idee dat een (technologische) innovatie zowel een transformatief karakter heeft, alsmede een oorspronkelijke essentie die herintroduceerd wordt. Vergelijkbaar is de filosofische opvatting dat technologieën niet slechts neutrale tools of artefacten zijn die we kunnen aanwenden voor onze eigen doelen, maar dat de scheidslijn tussen mens en technologie helemaal niet zo duidelijk is, omdat technologische artefacten een script bevatten die van invloed is op ons gedrag en ons handelen mediëren. Een klassiek voorbeeld is de verzwaarde hotelsleutel die ervoor zorgt dat wij hem altijd netjes terugbrengen naar de receptie voordat we het hotel uitgaan. In het geval van omgevingen met een aanzienlijke aanwezigheid van medische technologie, dreigt er het gevaar dat technologie dusdanig ingrijpt in het handelen van de zorgverlener dat de daadwerkelijke zorgbehoeften van een patiënt niet meer worden gezien.

Als wij blijven bij Friesens voorbeeld van (ernstig) hartfalen, dan is het onderdeel van het protocol om een patiënt direct  aan te sluiten aan de hartmonitor wanneer deze binnenkomt op een intensive care afdeling. Deze inmiddels routineuze gang van zaken is onbetwist. Het scherm van de hartmonitor geeft de zorgverlener visuele informatie over de hartslag van de patiënt, als bewijs dat hij of zij nog leeft. Wat de hartmonitor niet aangeeft is dat deze patiënt misschien radeloos, angstig of in pijn is. Dat kan over het hoofd worden gezien als de zorgverlener zich niet direct involveert met de patiënt. Technologie kan de manier waarop zorgverleners naar patiënten kijken en hen zien dus veranderen, waarbij datgene wat als waarlijk wordt erkend, feitelijk slechts een representatie van patiënten is. In deze zin informeert de hartmonitor dat het hartritme van de patiënt ‘normaal’ geconfigureerd is en wordt deze informatie als waarlijk beschouwd- waarbij de conclusie zou kunnen worden getrokken dat de patiënt op dat moment geen directe zorgverlening behoeft. De dreiging zit hem dus in het feit dat de zorgverlener in deze situatie verkeerd interpreteert wat nodig is.[1] Het blind accepteren van de aanwezigheid van technologie kan de mogelijkheid om betekenisvolle klinische en morele vragen te stellen over de essentie van technologie in het zorgproces uitsluiten.

Nieuwe technologie suggereert vaak een vooruitgang die niet leidt tot bijbehorende nieuwe normatieve spelregels, ofwel ‘morele innovatie’, aldus filosoof Tsjalling Swierstra. Verbetering in medische technologie is inderdaad van, door en voor de werkvloer, zoals Friesen stelt. Maar idealiter wel een werkvloer die blijvend kritisch reflecteert op de aanwezigheid van technologie en niet gedwee een nieuwe technologische innovatie aanneemt en uiteindelijk als ‘onmisbaar’ beschouwt.

[1]Dit voorbeeld komt uit het artikel: O’Keefe-McCarthy, S. (2009) Technologically-mediated nursing care: the impact on moral agency Nursing Ethics.16 (6), 786-96.

[/twocol_one_last]

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *