3 – 4 minuten

1 reacties

De ziel, dat was dit jaar het thema van de maand van de filosofie die elk jaar in de maand april is. Dit jaar heb ik de filosofie maand stilletjes aan me voorbij laten gaan omdat ik niet mee kon gaan in het het boek Wij zijn ons brein van Dick Swaab waardoor dit thema duidelijk geïnspireerd was. Mensen om me heen hebben me toch weten aan te zetten tot het lezen van het essay dat ter gelegenheid van deze maand is uitgegeven, dit jaar geschreven door Bert Keizer. Een arts en filosoof die al interessante titels op zijn naam heeft staan. Keizer neemt de lezer in dit essay mee op de reis die de ziel door de tijd heeft gemaakt en geeft daarmee een verhelderend inzicht in wat één van de meest besproken thema’s in de filosofie is: de verhouding tussen geest en lichaam.

Het boek opent met een beschrijving van de Penfield-procedure waarvan Keizer dertig jaar gelden getuige was, een gebeuren waarin de neurochirurg een luikje uit de schedel zaagt, verschillende hersenvliezen opzij legt en vervolgens de patiënt wakker maakt. Stukken weefsel worden verdoofd en gekeken wordt welke functie verloren gaat. Keizer beschrijft deze procedure om aan te geven in welke merkwaardige situatie we zijn beland in ons denken over de ziel. We zijn al duizenden jaren bezig onszelf te begrijpen maar over de precieze aard van het verband tussen de ziel en de hersenen weten we nog maar weinig. Hij schrijft dit essay, zo zegt hij, om een verfrissende blik te bieden op deze kwestie.

Eerst was de hele wereld bezield, toen alleen de mens en nu zitten we in een warboel schrijft Keizer, waarin de ziel er volgens sommigen helemaal niet meer is, terwijl anderen haar niet alleen in de mens, maar ook in dieren ontwaren. Andere hoofdstukken gaan in op de neurosofische benadering van de ziel, zoals Dick Swaab nu zo succesvol doet. In de neurosofie wordt aan de hand van hersenscans getracht vast te stellen wat iemand denkt. Nadat de geschiedenis van de ziel ontrafeld is komen er een aantal thema’s aan bod die zorgethisch interessant zijn. Zo gaat hij in op de vraag wat voor ziel er nog over blijft bij dementie, de ziel is dan beschadigd zo stelt hij. Keizer beschrijft de kwestie van levenseinde bij dementie en laat zien waarom dit zo moeilijk is. Ook als het gaat om levenseinde bij comapatiënten, een thema wat in een ander hoofdstuk wordt behandeld, worden omstanders heen en weer geslingerd tussen gevoelens. Hier toont zich het onbegrijpelijk beeld van een vegetatief lichaam dat zich op momenten soms wel weer kan gedragen alsof het een ziel heeft.

De titelvraag naar waar blijft de ziel, doelt op de plek waar de ziel zich zou ophouden, in het brein, het lichaam en in de wereld. Ergens in de ruimte die tussen deze drie ontstaat kan gesproken worden over zaken als ziel, bewustzijn of geest, maar Keizer heeft geen antwoord hoe dat gezien moet worden. Het hoogst haalbare lijkt een verbeterde onwetendheid, zo schrijft hij in het laatste hoofdstuk. Wat mij betreft een goede conclusie want het boek laat duidelijk zien dat door de geschiedenis heen wat de ziel is en waar hij zich ophoudt nooit bevredigend is vastgesteld. Maar dat er zoiets is als de ziel en dat we deze niet kunnen laten verdwijnen in het brein lijkt evident.

Waar blijft de ziel? Bert Keizer. Lemniscaat/Maand van de Filosofie, 145 blz.

Een artikel van


1 reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *