Tijdens de summer school Phenomenology of Practice and the Tradition of the Utrecht School, die in 2013 in Utrecht plaatsvond, bespraken we de draft van Phenomenology of practice en ik was daarom erg benieuwd naar de uiteindelijke versie die in het voorjaar van 2014 is verschenen.
De in Hilversum geboren Max van Manen (1942) is emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Alberta. Van Manen is auteur van diverse boeken en tientallen artikelen; ook is hij de oprichter van het tijdschrift Phenomenology and Pedagogy. Het boek Phenomenology of practice bouwt voort op het voorgaande boek van Van Manen Researching lived experience (1990), maar is fundamenteler en gedetailleerder in het beschrijven van de filosofische traditie en de relevantie ervan voor de praktijk. In deze review geef ik beknopt de inhoud van het boek weer en beschrijf ik wat mij is opgevallen.
Binnen de variëteit die er bestaat in empirische fenomenologische benaderingen is Van Manen een van de bekendste vertegenwoordigers van de hermeneutische interpretatieve fenomenologie. Zijn benadering is geworteld in de onderwijskunde en legt de nadruk op interpretatie, tekst en esthetiek met het doel om ervaringen op een evocatieve en levensechte wijze te beschrijven. Met de kennis voortkomend uit fenomenologisch onderzoek kunnen we ons inleven in de positie en de situatie van de ander. Fenomenologie is daarom van groot belang voor praktijkprofessionals die met mensen werken, zoals onderwijzers en verpleegkundigen. Vandaar de titel Phenomenology of practice, die verwijst naar de betekenis van fenomenologie in de professionele praktijk en naar de context van het dagelijks leven.[pullquote]Naarmate het boek vordert, wordt het steeds praktijkgerichter en daarmee ook interessanter.[/pullquote]
Het 390 pagina’s tellende boek is onderverdeeld in veertien hoofdstukken. Na een inleidend hoofdstuk biedt Van Manen de lezer in de hoofdstukken 2 en 3 een verkennend inzicht in de geschiedenis en de centrale ideeën van de fenomenologie.
In hoofdstukken 4 t/m 7 worden de verschillende fenomenologische tradities helder beschreven. De meerwaarde van deze verhandeling ten opzichte van andere overzichtswerken, zoals bijvoorbeeld het werk van Dermot Moran (2000) en Moran en Mooney (2002), is dat Van Manen niet alleen ingaat op de meest bekende fenomenologen, zoals Husserl, Heidegger en Merleau-Ponty, maar ook hedendaagse fenomenologische denkers als Don Ihde (techniekfilosofie/post-fenomenologie) en Jean-Luc Marion (radicale fenomenologie) behandelt. Daarnaast krijgen de leden van de Utrechtse School (1945-1965) veel aandacht.
Hoofdstuk 8 beschrijft de reductie en epoché zoals door Husserl geïntroduceerd. Deze ideeën hebben binnen de fenomenologie tot veel debat geleid, maar worden nog altijd als de methode van fenomenologisch onderzoek gezien. De epoché betekent het opschorten van vooronderstellingen en ideeën die er bestaan over het fenomeen. De reductie is de beweging die terugleidt tot de verschijning van het fenomeen zoals die zich voordoet in onze ervaring (reduceren is terugleiden tot). Van Manen beschrijft verschillende reducties in dit hoofdstuk. De heuristische, hermeneutische, ervaringsgerichte en methodologische reductie zijn de voorbereidende elementen van de reduction proper, die vervolgens weer uit vijf soorten bestaat: de eidetische, ontologische, ethische, radicale en oorspronkelijke reductie. Als lezer raak ik hier de draad even kwijt en, ben ik bang, de praktijkprofessional met mij.
In hoofdstuk 9 staat het linguïstische domein van fenomenologie centraal en beschrijft de auteur de vocative: de niet-cognitieve en onuitsprekelijke aspecten van een fenomeen. Dit beschrijven is volgens Van Manen het moeilijkste aspect van fenomenologisch onderzoek, maar is grotendeels genegeerd in de filosofische literatuur. Het vocatieve kenmerk verwijst naar het gegeven dat een tekst zodanig tot ons kan spreken dat we een emotionele en ethische reactie ervaren. Van Manen beschrijft duidelijk hoe we dat het beste kunnen bereiken, bijvoorbeeld door het gebruik van anekdotes en poëtische beeldtaal.
In hoofdstuk 10 bespreekt de auteur de twee kritisch met elkaar verbonden voorwaarden voor een goede fenomenologische analyse. Allereerst dient het onderzoek te worden gestuurd door een passende fenomenologische vraag en ten tweede moeten de data uit voldoende ervaringsmateriaal bestaan. Onderzoeksvragen die te abstract, theoretisch of conceptueel zijn, of die vragen naar verklaringen, meningen en interpretaties zijn niet geschikt. Iedereen die ervaring heeft met fenomenologisch onderzoek zal erkennen dat het niet altijd makkelijk is om ervaringsmateriaal te verzamelen. Veel mensen die worden geïnterviewd, hebben al snel de neiging om hun perspectief op een ervaring te beschrijven en te interpreteren. Het vragen naar anekdotes kan een goede techniek zijn om dit te voorkomen en dicht bij de ervaring zelf te blijven.
In hoofdstuk 11 beschrijft Van Manen hoe onderzoekstechnieken uit de sociale wetenschappen anders zijn wanneer ze gebruikt worden in een fenomenologisch onderzoek. Nadat in hoofdstuk 12 de kwaliteitscriteria voor fenomenologisch onderzoek zijn beschreven, gaan de hoofdstukken 13 en 14 over het daadwerkelijk schrijven van een fenomenologische tekst. Schrijven lijkt op lezen, zo zegt Van Manen, in die zin dat we in beide uit de wereld van het dagelijks leven stappen door een reflectieve en verwachtingsvolle houding aan te nemen.[pullquote]”Phenomenology is also a project that is driven by fascination: being swept up in a spell of wonder, a fascination with meaning.” Max van Manen ((Phenomenology & Practice, Volume 1 (2007), No. 1, pp. 11))[/pullquote]
Ik ben van mening dat naarmate het boek vordert het steeds praktijkgerichter en daarmee ook interessanter wordt. De keuze voor een uitgebreide verhandeling van fenomenologische denkers en tradities lijkt te zijn ingegeven doordat Van Manen het belangrijk vindt dat lezers hun inzichten en inspiratie uit de originele fenomenologische bronnen halen. Ik vraag me af of dit de praktijkprofessional aanspreekt die op zoek is naar richtlijnen om fenomenologisch onderzoek uit te voeren. De mate van detail in sommige hoofdstukken, zoals in het hoofdstuk over de verschillende reducties, gaat soms ten koste van de helderheid en begrip. Een wat compacter boek had wellicht meer recht gedaan aan het agogisch project dat Van Manen voorstaat. Toch is het boek onmiskenbaar een waardevolle aanvulling doordat Van Manen zijn hermeneutische interpretatieve benadering helder en op een nog gedetailleerdere en meer verdiepende manier beschrijft dan in zijn voorgaande boeken. Met name de grote aandacht voor het schrijfproces in onderzoek onderscheidt het boek van andere methodologische werken over fenomenologie.
Voor meer informatie verwijs ik u naar de website van Van Manen: www. phenomenologyonline. com.
Dr. Hanneke van der Meide
is cultureel antropoloog en filosoof en werkzaam als postdoc in het St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg en aan de Universiteit van Humanistiek. Contact: e-mail.
Literatuur
Max van Manen, Phenomenology of practice: Meaning-giving methods in phenomenological research and writing, Walnut Creek, CA: Left Coast Press, 2014, 412 pp., ISBN 978-1-61132-944-5.
[bol_product_links block_id=”bol_56c8586920fed_selected-products” products=”9200000048710266,9200000022688692″ name=”VanManen” sub_id=”” link_color=”003399″ subtitle_color=”000000″ pricetype_color=”000000″ price_color=”DC7605″ deliverytime_color=”009900″ background_color=”FFFFFF” border_color=”CCCCCC” width=”600″ cols=”2″ show_bol_logo=”undefined” show_price=”1″ show_rating=”0″ show_deliverytime=”1″ link_target=”1″ image_size=”1″ admin_preview=”1″]
Bron: KWALON 2015 (20) 3. p.62-64.
[widget id=”footnotes_widget-2″]
0 reacties