De relationele benadering van euthanasie relativeert de autonomie, zoals die vaak in de euthanasiediscussie (door de voorstanders) vooropgesteld of (door de tegenstanders) aangevochten wordt. De praktijken die Desmet laat zien – hij onderbreekt zijn uiteenzetting of vult ze aan met invoelbare cases en gebeurtenissen uit de praktijk – gaan in vele opzichten in tegen wat de voorstanders van euthanasie vaak vooropstellen: dat de ander het wil, dat hij het zo wenst en niet anders, moet voldoende zijn. Samen op zoek gaan naar wat de euthanasievraag eigenlijk betekent, wat daarin allemaal meespeelt en wat in deze situatie het best haalbare is (het “goed van de patiënt” zou Baart zeggen), is de opdracht van de arts. Ook Desmet stelt, zoals Baart in andere omstandigheden, immers vast dat wat goed is voor iemand niet direct uit zijn vraag blijkt, en ook voor hem vaak niet helder is. Maar om tot die verheldering te kunnen komen, moet de patiënt eerst merken dat zijn lijden ernstig genomen wordt. Desmet lijkt de conversatie daarom te beginnen met het bevestigen van het “zien” van dat lijden en het openhouden van de deur naar de euthanasie. “Ja, in ons ziekenhuis hier doen we dat soms”. Aan de diepe kwetsuren en de pijn ontkomen door anderen te kwetsen zal soms de enige optie zijn, stelt Desmet in zijn praktijk vast, maar ook dan is het zaak het kwetsen van de andere waar mogelijk te beperken. De arts die de patiënt met een euthanasievraag begeleidt, mag dus best in gesprek gaan over wat zijn vraag met de familieleden en met de zorgverleners doet.
Het relationele als wezenskenmerk van de mens, en dus als gegeven en als opdracht, komt ook tot uiting in de houding die Desmet aanneemt tegenover palliatieve sedatie. Palliatieve sedatie wordt in “katholieke” kringen soms beschouwd of opgevoerd als voldoende alternatief voor euthanasie, en in vrijzinnige kringen als dusdanig gecontesteerd. Palliatieve sedatie stelt Desmet, is geen alternatief voor euthanasie. Het heeft een heel ander doel, nl. refractaire symptomen onderdrukken, zodat ze voor de patiënt niet langer tot ondraaglijk lijden leiden. Maar palliatieve sedatie verlegt wel de lijdensdruk van de patiënt naar de familieleden, en die overweging moet in de besluitvorming meegenomen worden. Een wettelijke regeling voor palliatieve sedatie, waar sommige voorstanders van euthanasie op aandringen, vindt Desmet niet wenselijk. Palliatieve sedatie, als regulier medisch handelen, is immers voldoende geregeld door de wetten die dat regulier medisch handelen regelen. Een wettelijke regeling in het kader van een euthanasiewet kan ertoe leiden dat artsen gehinderd worden in het goede gebruik ervan wanneer het aangewezen is, en dat is onwenselijk. Ook dat is een zorgethisch standpunt. [pullquote]”Als we iets doen wat niet goed is, moeten we het wel goed doen”[/pullquote]
De relativering van de autonomie komt ook naar voor in de houding van Desmet tegenover euthanasie voor wilsonbekwamen, en dat zijn vooral dementerenden en mensen met geestelijke beperkingen. In België is nl. een voorafgaande wilsbeschikking alleen geldig in het geval van een onomkeerbaar coma. Vanuit relationeel perspectief, en in het licht van de opdracht van de (palliatief) arts ernstig lijden ernstig te nemen, vraagt Desmet zich af of een hulpverlener zich wel kan onttrekken aan de nood van de patiënt omdat hij wilsonbekwaam is en dus het initiatief voor euthanasie niet kan nemen (of, als hij het neemt, dit niet gehonoreerd kan worden). Als mensen die niet (meer) wilsbekwaam zijn ondraaglijk lijden, moeten ze dan niet geholpen worden wanneer euthanasie de minst slechte oplossing zou zijn? Anderzijds, als mensen met dementie lijken niet ondraaglijk te lijden maar in tegendeel nog een redelijk plezier uit het leven lijken te halen, zou het dan redelijk zijn euthanasie toe te passen omdat ze aan criteria beantwoorden die ze vroeger relevant achtten (bijv. hun partner of kinderen niet meer herkennen)? Als het aan Desmet ligt zou een team moeten kunnen vaststellen of euthanasie dan wel of niet aan de orde is, ongeacht of de patiënt hiervoor wel of niet iets “geregeld” heeft.
pagina 3/5
0 reacties