Uitgangspunt voor Desmet is dat ernstig en zwaar lijden – ik vermijd de term ondraaglijk omdat hij ook in verband met die term nuancering aanbrengt – mensen zo kan terneerdrukken en van zichzelf en de anderen vervreemden, dat een einde aan dat lijden maken door een einde te maken aan het leven de minst slechte oplossing is. Hij heeft het daarom liever over lijdensbeëindiging – het doel – dan levensbeëindiging – het middel. Het lange lijdens- en stervensproces, een gevolg van de medische mogelijkheden, leidt vaak tot uitputting. Wat mensen dan nog kunnen opbrengen, is vaak beperkt, weet Desmet, ook als ze uitstekende palliatieve zorg krijgen. Er zo naar kijken mag geenszins als gevolg hebben dat men de zwaarte van de beslissing een einde aan het leven te maken zou verduisteren. Bij euthanasie wordt een mens gedood, en dat blijft een belangrijke grensoverschrijding. Maar soms, zo is hij in zijn praktijk tot de conclusie gekomen, is het de minst slechte oplossing Als arts en als christen is de eerste opdracht het lijden van de ander ernstig te nemen. Als men de diepte van dat lijden peilt, als men naar het verhaal van de patiënt luistert, dan blijkt het soms zo te zijn: ingaan op het verzoek van de lijdende om er een einde aan te maken, als zowel de arts als de patiënt tot de conclusie komen dat er geen betere mogelijkheden zijn – een voor de Belgische wet noodzakelijke voorwaarde voor de legitimiteit van levensbeëindiging op verzoek – kan in sommige omstandigheden de minst slechte oplossing zijn. Daarom laat Desmet het ook niet afweten als een patiënt een euthanasiewens uit. Hij ziet het dan als zijn opdracht de patiënt zo goed mogelijk te begeleiden, tot in de euthanasie-uitvoering als dat de uitkomst is. Als we iets doen wat niet goed is, moeten we het wel goed doen, stelt hij op zijn eigen onnavolgbare wijze. Ook wanneer er iets gebeurt dat niet goed is, is er nog veel ruimte voor ethiek. Bij euthanasie ligt de ethiek dan in de wijze waarop de zorg vorm gegeven wordt. Op zich is dat al een zorgethische stelling, die Desmet verder uitwerkt vanuit wat voor zorgethiek als belangrijke uitgangspunten geldt. [pullquote]”Dit boek wil vooral doen nadenken. Op zoek naar praktische wijsheid die ook durft te zeggen: je sais que je ne sais pas” ~Marc Desmet.[/pullquote]
De benadering van Desmet is dubbel-relationeel. In de zorg van de arts en de (niet zo vaak vermelde maar zeker niet vergeten) andere zorgverleners staat het in relatie treden met de patiënt op de voorgrond. Daar gaat het primair om. Daarnaast is er het steeds terugkerend thema, bijna een mantra, dat de patiënt niet los gezien kan worden van zijn relatie met de familie. Zoals in palliatieve zorg gebruikelijk is, is ook de (meestal mee-lijdende) familie van de patiënt focus van aandacht. Ook de familieleden hebben recht op goede zorg, voor de patiënt en voor henzelf. Maar voor Desmet is cruciaal: de patiënt is geen geïsoleerde mens wiens lot alleen hem zou aanbelangen. In die zin is er geen autonomie. Wat gebeurt, wat iemand beslist beïnvloedt ook de naasten, en deze naasten hebben recht op aandacht, van de zorgverleners, maar ook van de patiënt. Een (bijna) steeds terugkerende en (bijna) onvermijdelijke vraag van Desmet aan de patiënt die euthanasie overweegt zal zijn wat de anderen in zijn omgeving daarvan vinden, wat het met hen zal doen. Zij moeten immers na de ev. euthanasie verder. In die zin kan euthanasie soms het lijden niet wegnemen maar zal ze het juist bestendigen.
Maar niet alleen de naasten worden door de euthanasie van de patiënt geraakt. Ook de zorgverleners. In het relationele beeld over de zorg is ook daar aandacht voor en – als de patiënt het nog kan opbrengen, is het ook goed dat hij daar aandacht aan geeft. Met de patiënt delen de familieleden en de zorgverleners de kwetsbaarheid. Dat hebben ze als mensen gemeen, dat verbindt hen ook, dat maakt dat de patiënt niet een geïsoleerde, van anderen (ver)vreemde status heeft. Maar tegelijkertijd is er de asymmetrie. De kwetsbaarheid is gedeeld, maar niet gelijk verdeeld. “Ik weet niet wat het is om zo erg te lijden”, stelt Desmet herhaaldelijk. Het komt hem dan ook niet toe daar een oordeel over te hebben. Hij kan alleen proberen het zo goed mogelijk te begrijpen en er zoveel mogelijk begrip voor te hebben.
pagina 2/5
0 reacties