Mantelzorg is een rol die je zomaar ineens toebedeeld kunt krijgen. Elly Rijnbeek schrijft daarover in “Dun ijs”. Ze vertelt in dat boekje hoe zij en haar acht broers en zussen besloten hun dementerende ouders te helpen, zodat ze niet naar een verzorgingshuis hoefden. Op openhartige wijze geeft Rijnbeek een inkijkje in het gezin waarin ze opgroeide, in de karakters van de negen kinderen, haar ouders en hun onderlinge verhoudingen.
Wanneer de dementie zich ook bij moeder aandient en zij het niet meer redt om voor haar dementerende man te zorgen, dient zich voor de kinderen een nieuwe rol aan: mantelzorger.
Maar hoe ga je daar mee om? Die vraag wordt des te nijpender vanwege een ingrijpende rolwisseling: ouders worden kinderen en moeten verzorgd worden. Rollen beginnen te schuiven: vanuit oppervlakkige verhoudingen moeten de broers en zussen nu ineens intensief samenwerken. Email blijkt daarbij een goed medium, voor zover iedereen de mailtjes van de ander ook leest…. Maar het blijkt een slecht middel voor het weergeven van emoties. Het werkt allemaal niet optimaal, maar het werkt wel. “We doen ons stinkende best om goede mantelzorgers te zijn. We namen allemaal een taak op ons, we deden wat bij ons paste.”
Het gezin maakt kennis met het “circus” en de bureaucratie van indicatie en zorg en dit circus zet de verhoudingen soms op scherp. Zonder dat het begrip genoemd wordt, komt perspectiefwisseling aan de orde: als zorgverlener meedenken en meekijken met de ander. Er worden twee hoog-laagbedden geleend bij een zorginstelling. Wanneer een nieuwe indicatie moet worden aangevraagd bij de zorgverzekeraar, moeten de bedden worden omgeruild, omdat de verzekeraar zaken doet met een andere leverancier. Bovendien krijgt alleen vader een indicatie en dat betekent geen bed voor moeder.
Aan de verzorgster van thuiszorg wordt gevraagd of ze even wil helpen met het klaarzetten van het eten, waarop deze reageert met: “Is daar een indicatie voor?” Een reactie die weinig in zich heeft van een betrekking, maar meer voortkomt uit het institutionele, waarbij alles tot in ‘zorgminuten’ nauwkeurig is beschreven.
In nauwelijks opvallende zinnetjes komen principiële veranderingen aan de orde: “Moeder is overgeleverd aan een legertje verzorgsters dat op kordate wijze de dienst uitmaakt…: de huishoudelijke hulpen, de verzorgsters, …, de ergotherapeut, de ouderenconsulent, de vrijwilligers van Tafeltje-dek-je, de wasophalers, … en ga zo maar door. Mijn ouders hebben geen enkele privacy meer.”
Dilemma’s doen zich voor. Eigenlijk zou vader naar de dagopvang moeten. Maar is het wel goed hem uit zijn vertrouwde thuisomgeving te halen? Verhitte discussies over het zelfbeschikkingsrecht volgen: wat beslissen we met en zonder onze ouders?
Dat het ook anders kan, blijkt bij de dagopvang. Hoewel Elly daarover een schrikbeeld had, ziet ze daar goede zorg en aandacht. Er werken begeleiders die mensen over hun bol aaien en een warme en gezellige sfeer weten te creëren; begeleiders die zich gelukkig voelen als mensen opbloeien en daar van alles aan doen. Ze proberen vanuit de betrekking te ontdekken wat goed is voor de ander en daar ook de familie bij betrekken. “Ik mag hopen op mijn oude dag zo liefdevol opgevangen te worden,” schrijft Elly.
“Dun ijs” gaat over de breekbaarheid van de ouderdom en óók over de breekbaarheid van familierelaties die door de mantelzorg onder druk kunnen komen te staan.
Het boek is realistisch en met humor geschreven. De structuur is soms wat verwarrend. Soms wordt enkele hoofdstukken later uitvoeriger beschreven wat al eerder genoemd werd, maar ik heb dat niet echt als storend ervaren.
Een ontroerend, aangrijpend en herkenbaar boek. Voor wie geen ervaring heeft als mantelzorger een goede ‘inwijding’.
Elly Rijnbeek, Dun ijs. De zorg van negen broers en zussen voor hun aftakelende ouders. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas, 2011. ISBN 978 90 450 6616 5.
0 reacties