De jonge schrijfster Pulkkinen (Finland, 1980) speelt in haar debuutroman knap met de metafoor van de grens. Het overschrijden van twee morele grenzen zet het verhaal op scherp. Literatuurwetenschapper Anja worstelt met een vraag die haar man haar stelde toen hij besefte dat hij dement aan het worden was. Een besef dat op zich al grensverleggend is: “hun leven is onherroepelijk, radicaal veranderd, in een enkel moment” (p.160). Maar moet ze ingaan op zijn verzoek hem te redden door hem te doden? De andere grenssituatie speelt zich af tussen de getrouwde docent Julian en zijn zestienjarige leerling Mari. Hij verleidt haar. Maar terwijl Julian gedreven wordt door louter lust, is zijn aandacht en de verhouding die tussen hen ontstaat voor Mari dodelijke ernst.
Zonder dat het expliciet gemaakt wordt, puilt dit boek uit van zorgethische thema’s. Zo onderzoekt Pulkkinen bijvoorbeeld heel precies welke verantwoordelijkheden haar personages hebben ten opzichte van elkaar: echtgenoten, ouders en kinderen, docenten en leerlingen. Ook kwetsbaarheid speelt een prominente rol: de noodlottige ziekte die iedereen kan treffen, de zelfverzekerde leraar die zich onkwetsbaar acht maar stukje bij beetje beseft dat het tegendeel waar is en de ultieme grenssituatie tussen leven en dood die ons allemaal kwetsbaar maakt. De vraag die bij mij bleef hangen: is zorgen eigenlijk een vorm van grensbewaking?
Riika Pulkkinen. De grens. Amsterdam: Arbeiderspers, 2010. [ISBN 9789029571463]
0 reacties