Dit boekje met portretten van verpleeghuisbewoners vormt een wat ouder pareltje. Het is al tien keer herdrukt en geschreven door de huidige lector Familiezorg van de Hogeschool Utrecht. Steeds was de centrale vraag voor Mia Duijnstee: ‘Hoe ervaren mensen het leven in een verpleeghuis?’
In 34 korte verhalen probeert de schrijfster een antwoord op deze vraag te geven. Hoewel bepaalde zaken, zoals meerpersoonskamers, steeds minder voorkomen, geeft dit op een indringende wijze een blik op de ervaringen van zorgontvangers. De verhaaltjes beslaan altijd één pagina en zijn in al hun eenvoud enorm rijk aan inhoud. In het voorwoord schrijft Hattinga Verschure (auteur van meerdere standaardwerken over zorg en verpleegkunde) hoe zorgen voor medemensen in een instelling zich vaak kanaliseert volgens regels die een eigen leven gaan leiden. Er ontstaat dan een bedrijfsblindheid. Dit boekje moet helpen deze blindheid weer wegnemen.
Duijnstees portretten slagen er goed in het perspectief van de zorgontvanger in beeld brengen. Het wordt glashelder dat een, al dan niet tijdelijke, opname in een verpleeghuis zorgontvangers voor allerlei opgaven stelt. Ze staan voor de taak zich te verhouden tot hun huidige leven, hun aandoeningen, hun opname in het verpleeghuis, hun afhankelijkheid en niet te vergeten hun relaties tot de medebewoners, personeel en de zorg en familie.
Zo gaat ‘Niet aan vroeger denken’ over het verhouden tot je nieuwe afhankelijke situatie en omgeving. ‘Toch ben ik na al die jaren wel gewend, ik erger me niet meer zo en ik ben ook onverschilliger geworden. Dat is voor mij de beste manier om met mijn ziekte te leven.’ Het verhaal ‘Er wordt hier voor je gedacht’ gaat over een bedlegerige man van 38 jaar en zijn ervaring van afhankelijkheid van het personeel: ‘Ze weten toch dat ik bepaalde dingen niet kan, waarom doen ze het dan niet uit zichzelf? Op deze manier benadrukken ze je afhankelijkheid zo erg. Wat ik ook zo vreselijk vind is als ze voor je gaan denken. U wilt zeker, enzovoort. Als ik iets wil dan zeg ik dat zelf wel.’
Het gebrek aan aansluiting en afstemming van zorgverleners komt duidelijk naar voren in het verhaal ‘Kwamen ze maar eens praten’. Een bedlegerige man van 60 jaar beschrijft de manier waarop sommige zusters bewoners benaderen. ‘De zusters hier op de afdeling gaan teveel met dementen om. Het gaat allemaal zo van: En oma, is je vrijer nog geweest vandaag? Met dat soort grappen hoeven ze bij mij niet aan te komen. Toevallig zie ik ze nog niet vliegen.’
Het op deze manier in beeld brengen van de geleefde ervaringen en het perspectief van zorgontvangers kan bijdragen aan goede zorg. Door als zorgverlener in de betrekking met de bewoner te leren ontdekken wat er voor hem of haar op het spel staat, kan zorg aansluiten bij de noden van verpleeghuisbewoners. Dat laat Duijnstees boekje op toegankelijke wijze zien.
Mia Duijnstee. Als je goed luistert hoor je ze huilen. Baarn: Uitgeverij Intro, 1983 [ISBN 9022617739]
0 reacties