‘Vind je het erg?’ vraagt ze ineens. Ik drink een heerlijk glas wijn en kijk haar over de tafel heen vragend aan. ‘Dat ik hem net zo beetpakte en knuffelde’, zegt ze, ‘dat wij zo gelukkig zijn.’ Die dag was er een garage-sale in ‘ons dorp’ en ik borrel met wat buren na. ‘Moet ik hem niet knuffelen waar jij bij bent?’ dringt ze aan. De vraag overvalt mij even, ik heb ineens extra door dat we niet zomaar met vijf mensen zitten, maar dat ik daar zit met twee stellen die al heel-lang-en-gelukkig samenleven.
‘Het zou wel raar zijn als dat niet kan’, zeg ik. ‘De hele wereld hoeft zich niet aan te passen aan mijn verdriet’. Ze vertelt dat ze 40 jaar samen zijn en dat haar hart altijd nog een ‘hupje’ maakt als ze hem ziet. Ze raakt haar man ook graag aan, vertelt ze, en andere mensen maken daar wel eens een opmerking over. En ineens vraagt zij zich af hoe dit voor mij is.
Ik moet even schakelen merk ik, maar zeg dat ik het ook wel mooi vind om te zien. Dat vind ik ook echt. Maar inderdaad, de confrontatie met mijn eigen verlies is er altijd.
Zij zit op de praatstoel, en vertelt in geuren en kleuren over haar ontmoeting met haar man, over hun leven samen. Zo gaat de aandacht automatisch weer van mij en de onverwachte vraag af, en we babbelen nog gezellig door.
De dag erna moet ik weer aan dit gesprek denken. Ik som in mijn hoofd op dat mijn kanker al een tijdje ‘stabiel’ is (wat ik tijdens de garage-sale ook aan verschillende dorpsgenoten mocht uitleggen), dat ik het leven redelijk onder de arm heb genomen en er wat van probeer te maken met mijn dochter en bonuskinderen. Ik werk weer volledig. Oké, wetenschappelijk schrijven lukt nog niet lekker, maar de praktijk gaat goed en daar leg ik mij dan voorlopig maar extra op toe. Ik heb goede mensen om mij heen, ik ervaar ook veel steun.
En toch ben ik eenzaam.
Al langere tijd verlang ik naar een knuffel, terwijl ik het idee van knuffelen met ‘een ander’ meteen verguis. Ik verlang naar een klankbord, een samenzijn met iemand die ‘bij mij hoort’. Niet een te gekke broer of fantastische vriendin, niet een lieve moeder, super-schoonzus of fijne collega. Niet mijn prachtige dochter of bloedjes van bonuskinderen. Maar een partner. En terwijl ik dit denk sta ik gelijk op mijn innerlijke rem; alleen hand-in-hand lopen met ‘een ander’ zou ik al te ingewikkeld vinden.
Soms probeer ik voorzichtig met voor-mij-belangrijke-mensen te praten over mijn gevoel van eenzaamheid. Ik kreeg vervolgens meerdere keren de vraag of ik niet weer een relatie zou willen. Zo van: man dood- eenzaam, nieuwe man- niet eenzaam. Deze diagnose-recept-oplossing staat mij tegen.
Voor mij voelt dit niet als de oplossing maar dat is lastig uit te leggen.
Het is ook ingewikkeld.
Los van de vraag welke man zo gek is om een relatie te beginnen met een vrouw met kanker (er zijn immers zo veel vrouwen zonder kanker) kan ik niet anders dan constateren dat ik sowieso eerst nog wat puin te ruimen heb.
En dat ga ik doen.
Binnenkort start ik met een rouwverwerkingsgroep. En het gekke is, ik heb er haast zin in. Alles kwam bij ons tegelijk. Bert stierf, ik moest behandeld worden en daarna revalideren. Niet dat ik tussendoor niet rouwde. Maar ik kon er nog niet volledig ‘voor gaan’ en dat ga ik straks wel doen.
Ik denk weer aan het gelukkig stel. Al 40 jaar samen en nog zo verliefd. Ik merk dat ik het helemaal niet erg vind dat ze voor mijn ogen knuffelden. Maar prachtig! Het is mooi om te zien dat een leven zo rijk gedeeld kan worden. En ook al heb ik dat niet, het maakt de wereld wel extra mooi en de moeite waard om in te leven.
Swanny Kremer
2 reacties
Anne
Swanny, dank je wel … deze column (zoals ook andere van jouw hand) is me uit het hart gegrepen. Ik ben een lotgenoot, zowel overlever als nabestaande. Wat je beschrijft is zo herkenbaar, intens en ook helend, in het besef dat het leven een geschenk is dat samen, maar ook alleen, te vieren is. Dat besef doet niets af aan het gevoel van behoefte aan die arm om je schouder van een ‘zielspartner’ naast je, hoe warm de kring om je heen ook is. Ik wens je het goede …
Swanny
Ach Anne, dank je voor je warme bericht. Het raakt mij om te horen dat wij ‘dubbele lotgenoten’ zijn. Het spijt mij voor je dat je dat alles mee hebt moeten maken. Maar mooi om te lezen dat je het leven als geschenk oppakt. Ik kan mij zo voorstellen dat dit soms enige inspanning vergt om dit te zien, maar je ziet het. Dat is ook een geschenk. Ik wens je alle goeds! Swanny