9 – 12 minuten

0 reacties

Met ingang van 1 mei is Prof.dr. Evelien Tonkens werkzaam als hoogleraar Burgerschap en Humanisering van Instituties en Organisaties aan de Universiteit voor Humanistiek. In het kader van een bijeenkomst van de Graduate School gaf ze onlangs een lezing over Burgerschap en Zorg. Reden om met haar in gesprek te gaan, meer te weten te komen over het onderwerp van haar leerstoel en op zoek te gaan naar de relatie tussen haar leerstoel en zorgethiek.

Leerstoel Burgerschap en Humanisering van Instituties en Organisaties

Kunt u iets meer vertellen over de inhoudelijke kant van uw leerstoel?

Prof.Tonkens: “De leerstoel die ik bekleed valt onder de leerstoelgroep Culturele Dynamiek. De leerstoel Burgerschap en Humanisering van Instituties en Organisaties wil kijken naar hoe maatschappelijke organisaties en instituties (zoals bijvoorbeeld overheden, of politiek) humaner kunnen worden en wat daarin de rol is van burgers en professionals, van burgerschap en professionaliteit. De afgelopen 30-40 jaar heeft er wat betreft humanisering een paradoxale ontwikkeling plaatsgevonden. In de jaren ’70 werd democratisering van instellingen geëist en dat is voor een deel ook gebeurd. De verhoudingen tussen cliënten en professionals werden heel anders, ook informeler.

De afgelopen twintig heeft verdere democratisering echter veel bureaucratische en autoritaire manieren van met elkaar omgaan voortgebracht. De basisgedachte van democratisering is natuurlijk dat cliënten serieus genomen worden en dat dat in organisaties gebeurt waar alles dienstbaar is aan de relatie tussen cliënt en zorgprofessional. Maar die relatie wordt bemoeilijkt door een overmaat aan schriftelijke verantwoording. Dat is frustrerend voor professionals, Die denken: Ik probeer iets goeds te doen en dat wordt me zo wel heel moeilijk gemaakt’. Humanisering van organisaties gaat er primair over hoe de oorspronkelijke gedachte van die democratisering terughalen, waarbij de zorg weer draait om meer zeggenschap, begrip en onderling respect in in het primaire proces, tussen de cliënt en de professional.”

Participatiemaatschappij

Landelijke en lokale overheden zijn druk doende de participatiemaatschappij in een vorm te gieten. Klinkt toch democratisch, iedereen mag meedoen, een stem laten horen, ook in de relatie met de professional. Toch bent u ook kritisch over wat overheden aan het doen zijn.

Prof.Tonkens:  “De participatiemaatschappij is institutioneel volkomen ondoordacht en zegt dat we die organisaties en instituties eigenlijk nauwelijks meer nodig hebben. De gedachte is haast organisatie- en institutievijandig, zou ik zeggen. Het primaire idee is als burgers nou gewoon eens wat meer gaan doen, dan hoeven wij wat minder te doen, dat we een communicerende vaten zijn.

Maar zeker als het gaat over wat het betekent voor een zorginstelling dan heb je aan die gedachte eigenlijk helemaal niets, want daar betekent dat alleen maar dat er heel veel wordt bezuinigd, omdat we denken dat de mensen het zelf wel zouden kunnen. De gedachte achter de participatiemaatschappij, dat iedereen volwaardig moet kunnen meedoen en meetellen en dat het mensen goed kan doen als er een beroep op ze gedaan wordt vind ik op zich prachtig. Maar dan moet je niet tegelijkertijd mogelijkheden voor participatie –zoals de functie begeleiding of de lokale bibliotheek of het buurthuis-  afbreken. Veel vormen van zorg die bijdragen aan participatie worden nu wegbezuinigd. En dan kan het zijn dat je daar als overheid geen geld voor over hebt, maar dan moet je daar eerlijk in zijn en dat zeggen. Maar zeggen dat je participatie wilt bevorderen en dan de functie begeleiding uit de AWBZ halen of dat het participatie bevordert om verzorgingshuizen af te schaffen klopt niet.

Vreemd is ook dat de politiek ermee weg komt, Iedereen lijkt ervan overtuigd dat we plotseling geen geld meer hebben voor alles en dat met name uit de langdurige zorg bezuinigd moet worden om zorgkosten betaalbaar te houden. Bij anderen wordt veel minder bezuinigd. Er wordt voortdurend naar de langdurige zorg gekeken, om het probleem op te lossen, terwijl die zorg niet de hoogste kostenstijging oplevert en ook niet de oorzaak is van onze financiële problemen- die hebben veel meer te maken met de banken- en huizencrisis. Het meest wordt bezuinigd op de allerlaagst betaalde banen, dus als economische beleid is het ook heel wonderlijk.

Wederkerigheid als één van de dragende ideeën van de participatiemaatschappij is natuurlijk helemaal niet gek wanneer het niet als dwang, maar als mogelijkheid ingezet wordt. Als je bijvoorbeeld een scootmobiel krijgt zou je ook kunnen kijken of je er misschien ook iets maatschappelijk nuttigs mee kunt doen, of je ‘m bijvoorbeeld kunt gebruiken om iemand te bezoeken die anders alleen zit. Dus dat zo geprobeerd wordt wederzijds iets aan het rollen krijgt vind ik goed. Maar dan moet je natuurlijk niet de toegang tot de scootmobiel af gaan schaffen, zonder de scootmobiel is de wederkerigheid ook weg. Nu is enerzijds het idee te kijken naar wat je zelf kunt en wat je voor anderen kunt betekenen en worden anderzijds voorzieningen wegbezuinigd. Dus op zich nadenken over een verzorgingsstaat waarbij je mensen geeft en iets van ze vraagt, dat vind ik helemaal niet erg. Maar daar heb je geen bezuinigingen voor nodig. Dat is voortdurend de verwarring: worden de wijzigingen echt voor participatie doorgevoerd of om te bezuinigen. Dat loopt heel erg door elkaar heen.

Indicatiestelling

Is één en ander ook mis gaan lopen door de standaardisering van zorgvragen als gevolg van indicatiestelling?

Prof. Tonkens: “Tja, daar zit natuurlijk een lange tijd van wantrouwen jegens professionals achter en die is vervolgens geïnstitutionaliseerd. Wantrouwen in het oordeelsvermogen en de integriteit van professionals. Je mocht op een gegeven niet meer de indicatie doen als je eigen instelling bij de zorg betrokken was. Daar is een heel erg grote fout gemaakt, want als je dat allemaal op gaat knippen en ook nog markwerking gaat introduceren krijg je heel perverse effecten. Feitelijk gaan we nu een beetje naar de oude situatie  terug met het zogeheten keukentafel gesprek. Ik denk dus dat het wantrouwen in de professionals een domme fout was en in het kader van zorgethiek ook wel relevant. Ik vind het heel vreemd dat er zo weinig vertrouwen is in de ethiek, in ethische boodschappen. Want om de zorg betaalbaar te houden moet je wel een cultuur hebben van bijvoorbeeld zuinigheid; we kunnen het geld maar één keer uit geven, het is een schaars goed en we moeten daar voorzichtig en prudent mee omgaan, die cultuur moet je wel levend houden. En dat staat haaks op een cultuur die gecreëerd is waarin je voortdurend tegen mensen zegt dat ze moeten gaan produceren, meer moeten gaan binnenhalen. In die zin is de kostenstijging voor een belangrijk deel een systeemproduct.

Ik zit ook in twee raden van toezicht en daarin zijn we steeds bezig de productie te verhogen en de kosten te verlagen en ik vind dat heel vervreemdende woorden. Want als je de opdracht geeft om de productie te verhogen ik, en wat moet iemand dan eigenlijk doen? welke (zorg)handelingen horen daarbij en zijn dat goede handelingen? Het beleidsniveau ziet niet meer wat er achter zit, dat het om mensen gaat die voor mensen zorgen; we gaan productie verhogen en als de manager komt met dat de productie is verhoogd dan is iedereen heel tevreden. En dan zien we niet meer wat voor een processen daarachter plaatsvinden: hoe mensen zich onder druk gezet en gestrest voelen en hoe dat de zorgrelatie beïnvloedt. Het woord productie is in de context van zorg ook echt fout, omdat het suggereert dat het goed is zoveel mogelijk te doen en dus ook zoveel mogelijk kosten te maken. Terwijl in de zorg even wachten of het nog even aankijken soms beter is. Zeker in de curatieve zorg hebben behandelingen vaak negatieve bij-effecten dus doe je ze zo min mogelijk. Minimale interventie staat met andere woorden haaks op maximale productie.

Relatie zorgethiek

Hoe gaat de relatie met de themagroep zorgethiek eruit zien?

Prof. Tonkens: “Vanuit mijn leerstoelperspectief is zorg een heel belangrijk thema en is de aansluiting bij zorgethiek eigenlijk heel natuurlijk. Op zich zit ik in een andere leerstoelgroep, maar de UvH is klein genoeg om collega’s van zorgethiek te benaderen en op thema’s met elkaar te gaan samenwerken. Zo ga ik met een collega uit de themagroep zorgethiek een college geven in de master Zorgethiek en Beleid, waarbij we willen werken vanuit een aantal dilemma’s in de zorg. Ik ben socioloog, met ook filosofische kennis en vertrek vaak vanuit de emotie-sociologie, die een gelijkenis heeft met de zorgethiek. Het gaat er telkens over wat de moreel-emotionele aspecten van de veranderingen van de verzorgingsstaat zijn.

Waar andere sociale wetenschappen kijken naar hoe het anders wordt georganiseerd, kijken wij ook naar wat het betekent voor de moreel-emotionele huishouding van mensen, waarmee we bedoelen dat beleidsveranderingen ook een emotionele component hebben en we ons afvragen welke moraliteit er over de emoties bestaat. In het licht van het discours over de participatiemaatschappij bijvoorbeeld: mág je afhankelijk zijn of móet je juist zelfstandig zijn, je móet blij zijn dat je nu voor je familie mag zorgen. Er zitten feeling en framing rules in dat beleid en waar we dan naar kijken is wat de boodschappen van het beleid zijn en naar wat dat met mensen doet, hoe ze zich daardoor bijvoorbeeld bevrijd of juist beklemd voelen. En als je daar over nadenkt dan kom je ook uit bij de zorgethiek, want het heeft ook impact op de zorg die gegeven wordt.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *