‘Heb jij ook thuiszorg?’, vraagt ze mij terwijl we in haar gezellige huis vol met eigen kunst zitten. We kijken elkaar aan over onze koppen dampende gemberthee en proesten het uit. Zij vervolgt: ’Had jij dat ooit gedacht toen we samen in de collegebanken zaten en probeerden om ons door logica en Kant heen te worstelen dat we ooit dit gesprek zouden hebben?’ Ik moet nog erger lachen en schud nee. ‘Godzijdank kun je niet in de toekomst kijken’, zeg ik. ‘Maar ja, ik heb ook thuiszorg’.
‘Hoeveel uur heb jij?’, vraagt ze. Ik vertel haar dat de regels zijn aangescherpt en dat ik nu minder krijg dan ervoor, terwijl het eigenlijk slechter met mij gaat. ‘Maar het is geweldig hoor’, zeg ik. ‘Iedere week iemand die helpt met schoonmaken zodat ik mijn energie kan gebruiken voor belangrijkere zaken. Mijn gezin, mijn lief en natuurlijk mijn werk.’
‘Bij mij loopt de thuiszorg binnenkort weer af’, zegt ze. ‘Ik ben genezen verklaard van mijn borstkanker. Maar ik zit nog lang niet op mijn oude energiepeil’. Ik knik en zeg dat het bij mij juist weer verlengd is, mijn kanker houdt nooit op. ‘Lijkt mij moeilijk’, zegt ze. ‘Dat je nooit meer zonder kanker bent.’ Ik knik. Al vanzelf vervolgt ze, ‘Nou ja, ik ben weliswaar genezen verklaard maar het zit nog in mijn hoofd. De constante dreiging dat het terug kan komen. En het doet ook iets met je als vrouw. Ze hebben mijn borst dan wel gereconstrueerd. Maar het vel was te klein voor een grotere prothese en nu heb ik ongelijke borsten. Heel lelijk’, zegt ze.
‘Laatst was er een man in mij geïnteresseerd’, gaat ze verder, ‘maar ik durfde het niet aan. ‘Ik had geen goed gevoel over mijzelf’, peinst ze voor zich uit, ‘en nu is het te laat. Zo goed dat jij het wel aandurft’, zegt ze.
‘Nou, hij valt wel met zijn neus in de boter’ zeg ik. ‘We hebben nog maar een half jaar “verkering” en ik zit alweer in de spiraal richting behandeling. Ik had echt gehoopt dat het langer zou duren.’ ‘Maar hij schrikt er niet van weg?’ vraagt ze. ‘Nee, hij zegt dat het een kanker is waar je mee dood gaat, maar niet aan dood hoeft te gaan. Eigenlijk staat hij er heel nuchter in,’ zeg ik. ‘Zolang de kanker in mijn lijf zit en niet te overheersend in mijn gedachten is kan hij er wel mee omgaan zegt hij.’ Zij knikt en zegt: ‘Ja, en daar heb ik dus nog wel een probleem mee.’
‘Zo makkelijk vind ik het ook niet altijd hoor’, zeg ik. ‘Zeker niet nu de kanker groeit. Ik ben eerder vermoeid. Je hoeft mij maar aan te raken en ik zit onder de blauwe plekken. Niet echt aantrekkelijk’, maak ik mij er met een knipoog vanaf. Onderhand bedenk ik dat een ‘veranderde borst’ mij nog veel ingrijpender lijkt voor de kijk op jezelf.
Tijdens de lunch laat ze mij haar meest recente kunst zien, en we praten, we lachen, en hebben vaak geen woorden nodig. Het is echt een heerlijk moment om zo vrij met elkaar van gedachten te kunnen wisselen. En ook al is kanker een beladen onderwerp, en is het soms een hard gelag, gelukkig kunnen we er samen ook om lachen.
Swanny Kremer
1 reactie
Hanneke
Verdorie Swanny, Wat weet je het weer mooi maar ook knap te verwoorden. Ik glimlach tijdens het lezen maar voel ook een traan opwellen….
Je bent een prachtig mens!