‘Patiënten en cliënten vertellen ons vaak over hun ervaring in de zorg dat zij zich niet als mens gezien weten.’ Zo opende Joost Verhoef, geestelijk verzorger in het OLV Gasthuis in Amsterdam de conferentie ‘Humanisering van de zorg in een multiculturele context’ [pdf] in Rome gehouden, van 8 tot 10 maart jl. De dehumaniserende ervaringen van zorgontvangers in de zorg vormden de gemeenschappelijke basis voor deze conferentie. Aanwezig waren ca. 50 Nederlandse en ca. 25 Vlaamse geestelijk verzorgers uit de zorg. Gastheren waren ca. 50 paters Camillianen in een opleidingscentrum in Rome, Villa Aurelia.
De Camillianen, slechts een kleine orde in Nederland, zijn wereldwijd een orde van zo’n 1200 religieuzen die toegewijd zijn aan de zorg. Dat wil zeggen dat ze zelf zorg geven, instellingen oprichten en opleidingen geven. Zij zijn daartoe geïnspireerd door hun stichter, de heilige Camillus (1550-1614), een bekeerde soldaat die als motto aan zijn volgelingen meegaf dat de bekommernis van het hart voelbaar moet zijn in de helpende handen; ‘Put more heart in your hands’.
Aanwezig waren Camillianen en Camillianessen uit praktisch de hele wereld, om over hun ervaringen te vertellen. Afrika was goed vertegenwoordigd, maar ook Zuid-Amerika, Azië en Oost-Europa. Hun verhalen plaatsten de westerse zorgen over humanisering in een bijzonder perspectief. Immers, humanisering is wel een andere taak als de gemiddelde leeftijd van de mensen maar net boven de veertig ligt, als er nood is aan de meest basale medicijnen, als de eenvoudige scholing van aanstaande moeders ter preventie van overdracht van het HIV-virus als moeilijk tot stand komt.
Het programma was afwisselend. Inhoudelijk werd grondig ingegaan op de institutionele context waarin geestelijk verzorgers werken, welke logica’s daarin werkzaam zijn en welke spanningen daartussen bestaan. In de verschillende culturele contexten bleek veel herkenning te zijn voor de analyse dat zorginstellingen graag meten, controleren en berekenen, om zorgprocessen zoveel mogelijk cijfermatig te kunnen beheersen. Het onmeetbare, het menselijke aspect wordt daardoor terzijde geschoven.
Op microniveau werd veelvuldig het belang verwoord om mensen aan te kijken en zorg te laten beginnen met luisteren naar de individuele situatie, beleving en betekenis van de ziekte, de aandoening, het gebrek. Het unieke in plaats van het gemiddelde, het persoonlijk in plaats van het algemene, daarvoor meer oog krijgen en daarnaar handelen is werken aan humanisering.
Op mesoniveau betekent dat, dat instellingen het noodzakelijke maar tevens gevaarlijke ‘beest’ (Paul Ricoeur) van de systemische rationaliteit moeten temmen, dat in iedere institutie te vinden is. Als de systemische logica haar gang gaat zonder het uiteindelijke doel voor ogen te houden, dan drukken de middelen (protocollen, controlerende bureaucratie, kwantitatieve kwaliteitsmetingen) het doel van de individuele zorg weg.
Ook het macroniveau kwam aan bod. De Italiaanse hoogleraar Sandro Spinsanti noemde de behoefte van (met name de Noord-Europese) overheden om alles goed te regelen. Maar, zo werd de aanwezigen voorgehouden, goed regelen wil niet zeggen dat de concrete problemen daarmee zijn opgelost. Altijd moet in de persoonlijke situatie gezocht worden naar wat daar, steeds opnieuw, goede zorg is.
Andere inhoudelijke bijdragen analyseerden de verschillende opvattingen van menselijke waardigheid, de manieren waarop geestelijke verzorging kan putten uit de christelijke traditie en de (on)mogelijke profetische werking van geestelijke verzorging. De inleidingen zullen worden gebundeld in een later nummer van het Tijdschrift voor Geestelijke Verzorging, dat eind dit jaar verschijnt.
0 reacties