Designed by Freepik

5 – 6 minuten

0 reacties

Rond 11.00 loop ik samen met Trudi door de gangen van het ziekenhuis op zoek naar Evert, haar man. Hij blijkt verplaatst. Enigszins ongerust glijden onze ogen langs de openstaande kamerdeuren. Dan hoor ik in één van de kamers een onderhoudend, licht geanimeerd gesprek en ik steek mijn hoofd om de half openstaande deur.

Ja hoor, daar is hij! Naast zijn bed zit een vriendelijk ogende man, ontspannen in een stoel. “Hallo ik ben Henk, ik ben vrijwilliger hier, en ik was even met meneer aan het praten.” Wat fantastisch, ik kan Henk wel zoenen. Ik kijk naar mijn cliënt, die er uiterst content bij zit. Ik begeleid hem en zijn vrouw nu een maand of tien bij het proces van zijn snel vorderende Alzheimer. Zijn vrouw, inmiddels naast mij in de deuropening verschenen, kijkt ook zichtbaar opgelucht. Ze moet lachen en stelt zich voor. Het is een hele geruststelling om haar man zo aan te treffen na de panieksituatie van gisterenavond, toen hij halsoverkop naar het ziekenhuis moest met een acute longontsteking en ademhalingsmoeilijkheden. Om half drie die nacht had ik Trudi huilend uit het ziekenhuis opgehaald, nadat ze al zeven taxicentrales tevergeefs had gebeld. Haar man was erg in de war en onthand geweest, waardoor ze niet eerder weg kon.

Verwarring

Het geruststellende tafereel blijkt van korte duur. Bij Evert laait de verwarring al snel weer op. Het maakt de situatie pijnlijk duidelijk; Evert kan eigenlijk niet alleen zijn. Zijn jonge gestalte en intellectuele geest hebben ons lang om de tuin kunnen leiden. Maar nu met de longontsteking en de veranderende omgeving krijgt hij het niet meer rond in zijn hoofd. Henk bleek ingeschakeld vanwege de onrust en het beroep dat mijn cliënt om de twee minuten op de verpleging deed.
“Ik weet niet wat er allemaal gebeurd is hoor” zegt hij. “Het is zo raar. Ik lig ineens hier, maar ik voel me prima.” In zijn neus zit een zuurstofslangetje en in zijn arm zit een infuus met een antibioticum. “Kijk, ik wilde weg maar ik zit vast. Weet jij waar dit voor is?” Ik leg het uit, maar mijn verhaal blijkt niet te beklijven. Ineens zie ik een groot whiteboard tegenover het bed. Ik ga op zoek naar een stift en schrijf in duidelijke letters:

‘Ik heb een longontsteking en ben in het ziekenhuis. Ik ben hier sinds maandag. Het is nu dinsdag, mijn vrouw komt elke dag van 11.00 to 12.00. Ik voel me goed, maar ben nog niet beter. Ik moet in bed blijven liggen omdat mijn longen extra zuurstof en een infuus met antibiotica nodig hebben. Daar kan ik niet mee lopen, want dan gaat het los. Donderdagmiddag laat de dokter weten of de ontsteking weg is.’

Hij leest het een paar keer. “O” zegt hij. “Fijn, dan weet ik eindelijk wat er is. Het was allemaal zó vreemd.“

Briefjes

Even later begint Evert toch weer onrustig aan de slangetjes te trekken. Ik zie in hoe pittig dit voor de verpleging moet zijn en denk na over hoe we om kunnen gaan met deze verwarringstoename. Er bestaan immers geen 24-uurs Henken en de dag is pas net begonnen. In mijn tas zoek ik naar papier en vraag of Trudi plakband wil halen bij de verplegerspost.

Evert is benieuwd wat ik ga doen en lijkt het grappig te vinden. Samen met hem schrijf ik kleine briefjes en plak deze aan de slangen, zodat hij weet waar het voor is en wat hij ermee moet doen. Het voelt een beetje als een ‘project’. Een verpleegster vraagt ondertussen of ik wil proberen om hem wat slijm uit te laten spugen voor een kweek, iets wat hij die ochtend weigerde. Wanneer ik een linkje maak met de wetenschap en het lab; zijn voormalig vakgebied, rochelt hij gemotiveerd in het bakje. Door de briefjes en het gevoel van ‘samendoen’, lijkt hij meer begrip te ervaren over wat er aan de hand is. Hij herhaalt nu de zinnen over zijn situatie, die hij aanvult met lovende woorden over de vriendelijke verpleging.  We hopen dat dit helpt en ik spreek met hen af dat ook zij steeds weer naar de briefjes refereren en de dagen op het whiteboard aanpassen.

Op

Ik zie dat zijn vrouw blij is dat we samen wat handvatten voor Evert proberen te vinden. De overbelasting is een aanslag op haar flexibele geest. Het liefst wil hij dat ze bij hem blijft, maar dat kan niet: ze is op. Het is te zwaar voor haar dat hij meerdere malen per uur dezelfde verwarring over zijn achteruitgang laat blijken en in paniek raakt omdat hij niet meer weet hoe hij gewone handelingen uit moet voeren. Ze moet 24/7 voor hem zorgen en komt niet meer aan haarzelf toe. Rouw en uitputting lopen bij haar dwars door elkaar.  Gedurende de afgelopen maanden heb ik haar steeds vermoeider zien worden. Haar gezicht en handen zijn gaan trillen en haar ogen staan dof. Ze is erg afgevallen en er gebeuren steeds vaker kleine ongelukjes. Trudi is aan het einde van haar Latijn. Ze moet bijslapen. We vertrekken, in de hoop dat de verwarring nu minder zal zijn. Een halfuur na thuiskomst belt ze me echter weer op, het ziekenhuis heeft gebeld of ze wil komen, want Evert blijft onophoudelijk naar haar vragen. Ze heeft toegestemd.

Waren er maar 24-uurs-Henken.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *