Met moeite zette hij zich overeind in zijn stoel. ‘Als het dan moet, dan moet het.’
Deze vijftiger had ik wel eens vaker bezocht, er zouden mogelijk ooit kleine tijdelijke herseninfarctjes zijn geweest. Nu word je daar niet blijvend ziek of gehandicapt van, maar hij dacht van wel. Tegen advies had hij zich genoodzaakt gevoeld de rest van zijn leven zittend door te brengen. Ik trof hem altijd aan in de grootste fauteuil van de kamer recht tegenover de televisie met alles binnen zijn handbereik op een tafeltje: asbak, krantje, flesje bier, leeg koffiekopje, tissues, pakje sigaretten en de afstandsbediening. De rest van het meubilair in de kamer was beduidend kleiner en ten opzichte van de televisie in een minder gunstige positie gerangschikt. Dat maakt huisvisites zo waardevol, direct worden de verhoudingen duidelijk.
Alles was gericht op de vader des huizes, zijn stoel wás zijn huis. Zijn echtgenote en drie puberende kinderen waren er op gericht het hem zo aangenaam mogelijk te maken dan wel hem niet tot last te zijn. Niet dat hij in woorden en daden de dienst uitmaakte, integendeel, over het algemeen hield deze goedzak zijn mond en zat hij daar maar. Nee, door zijn onverzettelijke houding maakte hij zonder woorden duidelijk dat mocht men iets van hem willen een bezoek aan de stoel noodzakelijk was. Want schreeuwen was zowel uit den boze (vader was ziek!) als nutteloos (hij sprak zonder volume).
Mijn bezoekje had dit keer een andere reden: vader zag geel en was sterk vermagerd. Dit bleek niet overdreven: ik zag een ernstige zieke man roerloos in zijn stoel die nog groter leek nu zijn voorheen vette lijf er wel drie keer in paste. Deze toestand bleek al maanden te bestaan, waarom niet eerder gebeld? De echtgenote deed het woord. ‘Vader kan een ziekenhuis niet aan dokter, dat zou zijn dood betekenen. Zo zielig voor die man, hij kan niet zonder ons.’
Ik wendde me tot hem voor zijn versie. Hij bleek verzocht te hebben om een visite omdat het eten al weken niet meer zakte. Waarom pas nu gebeld vond zijn reden in zijn vrouw. ‘Moeder kan niet zonder mij’, zei hij zonder blikken of blozen, ‘dat zou zielig zijn voor haar.’
Nadat ik hem de noodzaak van een ziekenhuisopname duidelijk had gemaakt en de ambulance uiteindelijk was vertrokken keek de stoel mij leeg aan. Hij had zijn eigenaar voorgoed verloren en daarmee de zin van zijn eigen bestaan.
0 reacties