Iris is ic-verpleegkundige, 35 jaar, alleenstaand en moeder van twee dochters van tien en twaalf jaar. Het is haar droom genoeg geld te sparen om een eigen bedrijf te kunnen beginnen zodat ze haar moeder en dochters een betere toekomst kan geven. Om die droom te verwezenlijken hoopt ze binnenkort te starten als verpleegkundige in een Nederlands ziekenhuis. Nu woont ze nog in Manilla (de Filipijnen), een stad met dertien miljoen inwoners. Ze heeft al eerder in het buitenland gewerkt: vijf jaar in Saudi-Arabië en een jaar in Qatar. Een ziekenhuis benadert ons voor een moreel beraad met de raad van bestuur en een groep medewerkers over de inzet van buitenlandse zorgmedewerkers, zoals de Filipijnse Iris.
In dit moreel beraad hoeft geen besluit te worden genomen. Er is vooral behoefte na te denken over een morele uitgangspositie. We besluiten de genoemde Iris – die in een reportage is geportretteerd – als casus te gebruiken.
Het beraad begint met het in kaart brengen van de verschillende betrokkenen bij dit vraagstuk. We kunnen er vele noemen en besluiten een selectie te maken. De leidinggevende HR-medewerker bijvoorbeeld vindt dit overduidelijk een ongewenste ontwikkeling. We zouden meer moeten inzetten op het vasthouden van bestaande medewerkers, op nieuwe instroom en op betere arbeidsvoorwaarden. ‘We moeten een aantrekkelijkere werkgever worden in de regio!’ En hoewel niemand het hiermee oneens is, weet ook iedereen dat op die manier het toekomstige probleem nog niet getackeld is. Vervolgens brengen we het perspectief van de zorgorganisatie verder in beeld. De organisatie heeft als taak zorg te leveren en continuïteit te bieden. Daarin zijn verpleegkundigen een essentiële schakel. Beslissingen om bepaalde operaties tijdelijk op te schorten, de afdeling Spoedeisende hulp in de nacht te sluiten of minder patiënten op te nemen wegens personeelstekort, moeten we niet onderschatten. Van bestuurders worden oplossingen en visie verwacht, maar zij zien zich in onmogelijke situaties geplaatst. De voorzitter van de commissie ethiek stelt de vraag: ‘Maar zijn wij als ziekenhuis inventieve voorlopers of zijn we opportunisten die misbruik maken van de wanhoop van armere mensen?’ Niemand geeft antwoord.
Deze vraag geeft aanleiding het perspectief vanaf de andere kant te bekijken. De kant van die Filipijnse zorgmedewerkers. In de Filipijnen kennen ze een ander probleem dan in Nederland. Daar zijn voldoende verpleegkundigen, maar velen willen naar het buitenland. Daar kunnen ze namelijk drie tot vier keer meer verdienen dan in hun eigen land. In een land waar de financiële omstandigheden matig zijn en er hoge werkloosheid is, is de keuze om in het buitenland te werken snel gemaakt. Bovendien: hun werk in het buitenland kan ook voordelen opleveren voor de Filipijnen en de kwaliteit van de Filipijnse zorg. Immers, de talenten die verpleegkundigen als Iris hebben, kunnen verder ontwikkeld worden in Nederland. Die kennis en ervaring nemen ze weer mee naar hun eigen land. Dat is ook wat de wervingsbureaus die zich met deze constructies bezighouden zeggen. Zij noemen dit een ‘brain circulation’ als tegenhanger van het bekendere ‘brain drain’ of kennisvlucht. Dus worden wij er niet alleen beter van, maar zij ook!
Voor de manager bedrijfsvoering is het een gewichtig punt dat er in de Filipijnen voldoende verpleegkundigen zijn: ‘Dan halen we daar niemand weg die daar zelf nodig is’, zegt hij. ‘Als we dit in de toekomst gaan overwegen dan moeten we alleen mensen uit landen halen waar te veel verpleegkundigen zijn.’ Die opmerking krijgt veel instemming.
En hoe zit het met de kinderen van Iris? Dit is een lastige vraag. We blijken ons niet echt in te kunnen leven in het perspectief van Iris. Aan de ene kant vinden wij het een slechte zaak dat kinderen hun moeder moeten missen. Dat hoort niet! Zijn wij daar dan verantwoordelijk voor? ‘Juridisch gezien niet, maar moreel gezien kunnen we dat zeker zo voelen’, brengt de jurist in. ‘Misschien moeten we alleen verpleegkundigen zonder kinderen willen aannemen’, oppert iemand. Tegelijkertijd, de kinderen van Iris, en de andere familieleden die afhankelijk zijn van haar inkomsten, hebben nu wél een toekomst met voldoende eten, drinken en een dak boven hun hoofd en geld om naar school te gaan. Hoewel iedereen zich daarin kan inleven, schuurt het ook met ons gevoel van rechtvaardigheid.
Ten slotte, het perspectief van de patiënt. De aanwezige verpleegkundige maakt zich zorgen over de onderlinge communicatie en samenwerking met iemand die de taal onvoldoende spreekt of niet goed is ingevoerd in de cultuur. Komt dan de kwaliteit van de zorg voor de patiënt niet in het geding? Een zeer terecht punt waarvoor aandacht moet zijn!
Er zijn die middag geen besluiten genomen. Wel hebben we verschillende posities moreel kunnen verkennen en enkele handelingsalternatieven bedacht om mogelijke schade te beperken. Dat is een goede zaak want een ziekenhuis is een organisatie waarin ethische afwegingen aan de lopende band worden gemaakt. Het is dan ook van groot belang dat er op elk niveau morele gesprekken gevoerd worden, óók om te zoeken naar wegen hoe om te gaan met gevolgen van een (dreigend) zorginfarct.
Dit helpt om richting te geven aan ons handelen en de zorg menslievend te houden.
Reliëf stafmedewerker Trijntje Scheeres – Feitsma is theologe, trainer en supervisor. Zij heeft jarenlange ervaring als geestelijk verzorger in de ouderenzorg. Haar specialisaties zijn scholing en training rondom
zingeving, ethiek en moreel beraad.
0 reacties