“Het is op en top zorgethiek”, zei Zorgethiek.nu-redacteur Pieter toen hij vroeg of ik zin had om een boekrecensie te schrijven over ‘Zorg – een betere kijk op de mens’, geschreven door journalist, schrijfster en ‘correspondent zorg’ bij De Correspondent, Lynn Berger.
Een uitspraak die meteen op z’n plek viel toen ik de inhoudsopgave van het boek bekeek; de mens als afhankelijkste wezen…zorg als onbetaalde arbeid…de impact van mantelzorg…het spanningsveld van afstand en nabijheid bij zorgen…de dunne scheidslijn tussen macht en machteloosheid…het belang van zorg voor zorgverleners. “Check”, dacht ik, “dit lijkt me inderdaad op en top zorgethiek.” Een paar dagen later, toen ik ongeveer halverwege het boek was, viel me op dat niet alleen de inhoud, maar ook de structuur van het boek ‘zorgethisch’ aanvoelde; Berger verbindt in haar zoektocht naar de betekenis van zorg feilloos de ervaringsverhalen van zorgverleners en -ontvangers, haar zorgervaringen en praktijkobservaties, verscheidene onderzoeksrapporten, en meer theoretische (zorgethische) literatuur met elkaar.
Maar het boek is meer dan een feest van herkenning, en de eerste hoofdstukken, waarin de onmisbaarheid van zorg overtuigend uiteengezet wordt, zijn niet bedoeld als viering van zorg, noch als applaus voor zorgverleners, maar dienen – zo wordt later in het boek duidelijk – vooral om de noodzaak van veel meer aandacht voor een (schijnbaar) onvermijdelijke crisis te funderen; aandacht voor het naderende zorginfarct – en eigenlijk zitten we daar volgens Berger al middenin.
Bergers verbazing en frustratie zijn voelbaar wanneer zij beschrijft dat in 2040 één op de vier werkenden in Nederland zorgverlener moet zijn om het huidige systeem draaiende te houden. In 2060 zelfs één op de drie werkenden. “Waarom opent het journaal hier niet mee, waarom staat dit niet op de voorpagina van de krant?”, vraagt ze zich af. De voorgestelde oplossingen die Berger tijdens haar onderzoek tegenkomt zijn weinig radicaal, misschien zelfs inspiratieloos: de zorg efficiënter maken, meer digitalisering, parttime werkende zorgverleners aanmoedigen om toch maar fulltime te gaan werken, en als klap op de vuurpijl: zorgverleners uit het buitenland importeren. Is dat wat we nodig hebben, een ‘care drain’? Waarbij we bekwame zorgverleners wegkapen uit minder welvarende landen; de zorg met tranen en bloed besmeuren – want ook in minder welvarende landen dreigt ‘gewoon’ een zorginfarct – is dat echt de oplossing?
De sfeer waarmee Berger het zorginfarct en de voorgestelde oplossingen beschrijft doet denken aan een uitspraak van de Sloveense filosoof Slavoj Zizek: “…true courage is to admit that the light at the end of the tunnel is probably the headlight of another train approaching us from the opposite direction.”[1] De voorgestelde interventies lijken onze zorgtrein richting het licht te doen bewegen, maar remmen onze trein in feite slechts wat af. Een frontale botsing met een stortvloed aan onbeantwoordbare zorgbehoeften lijkt onvermijdelijk: de vraag naar zorg groeit – met name vanwege vergrijzing – veel te snel, veel te sterk. Kunnen we dan niets meer doen?
Wat volgt is een betoog voor datgeen waar zorgethici al een aantal decennia voor pleiten: een radicale paradigmawisseling, waarbij onafhankelijkheid en competitie plaats maken voor wederzijdse afhankelijkheid en samenwerking en waarbij waarden als onderhoud, herstel en zorg even hoog worden aangeslagen als vernieuwing en productiviteit; van homo economicus naar homines curans. Deze paradigmawisseling vraagt erom dat we zorg gaan zien voor wat het is; Berger beschrijft het als een ecosysteem, een keten die “niet ophoudt bij de professionele zorg, maar dwars door al onze buurten en huizen loopt, tot de meest informele en intieme zorg aan toe.” Tronto noemde het een levensondersteunend web, Berger een weefsel.
Met de introductie van de term weefsel gebeurt er iets interessants. Er zou namelijk wel eens een wezenlijk verschil kunnen zijn tussen het definiëren van zorg als een web of als een weefsel, afhankelijk van hoe we de term weefsel interpreteren. Hoe Berger de term zelf invult is niet helemaal duidelijk, maar ik denk hier graag op haar woordkeuze door.
Wat betekent het om zorg te begrijpen als een web? Een web is een afgeleid object, voor zijn bestaan afhankelijk van iets anders, bijvoorbeeld van een spin, wanneer we denken aan een spinnenweb, of van een mens, wanneer we denken aan het levensondersteunende web van zorg(praktijken) dat Tronto (1993) beschrijft. In beide gevallen is het web te begrijpen als het resultaat van een allopoietisch proces; een proces waarbij een systeem iets anders produceert dan het systeem zelf: een spin produceert een spinnenweb, de mens een zorgweb. Dat maakt het web inactief. Niet in de zin dat het onveranderlijk is, mensen kunnen zorg immers anders organiseren, en een spin kan zijn web uitbreiden, maar het is niet zelf in staat om te produceren.
Een weefsel daarentegen kan ook autopoietisch zijn – en natuurlijk zijn er tevens weefsels die slechts het resultaat zijn van allopoietische processen, maar als we zorg als een dergelijk weefsel zouden proberen te duiden vervalt het verschil tussen web en weefsel, en verliezen de woorden van Berger hun potentie – zoals bijvoorbeeld huidweefsel, waarin in de basale laag celdeling plaatsvindt, wat het regenereren van de huid mogelijk maakt. Huidweefsel regenereert wanneer we een schaafwond hebben; het produceert zichzelf, vanuit zichzelf. Zorg als weefsel hoeft daarmee – in tegenstelling tot een web – niet per definitie uitsluitend begrepen te worden als iets dat geproduceerd wordt; we kunnen het ook als productief interpreteren. Het probleem met autopoietische weefsels, echter, is dat ze uitsluitend in staat zijn om zichzelf te reproduceren. Autopoietische processen zijn immers gesloten systemen die herproduceren, om zichzelf in stand te houden; huidweefsel kan alleen huidweefsel produceren wanneer het beschadigd is.
Daarmee botsen we bij het denken van zorg als autopoietisch weefsel tegen een grens: zorg is immers geen gesloten systeem dat zichzelf alleen in één enkele vorm – die identiek is aan zichzelf – kan reproduceren. Zorg, wanneer we het proberen te begrijpen als productief weefsel, doet eigenlijk precies het tegenovergestelde: het produceert altijd iets dat anders is dan zichzelf. Iedere manifestatie van zorg is immers anders dan alle andere zorgmanifestaties; geen twee operaties, prikken, vastgehouden handen, luisterende oren, gezwachtelde enkels, of slechtnieuwsgesprekken zijn hetzelfde, alleen al vanwege het simpele feit dat dat bij iedere operatie, ieder hand-vasthouden, of slechtnieuwsgesprek steeds weer andere lichamen betrokken zijn, met een andere geschiedenis, in een andere tijd en ruimte. Zelfs wanneer dezelfde operatie tweemaal, door dezelfde chirurg, op dezelfde patiënt wordt uitgevoerd is er geen enkele sprake van gelijkheid, omdat de chirurg de eerste keer niet opereerde op een reeds geopereerd orgaan. Zorg ontvouwt zich telkens weer op een andere manier, door het eeuwig veranderende veld van relaties waarin dat ontvouwen plaatsvindt.
Als we het idee van zorg als weefsel serieus willen nemen – en niet slechts als synoniem voor web – zullen we dus een productief weefsel moeten denken dat iets produceert dat niet identiek is aan zichzelf, noch aan alle andere producten van dat weefsel; een weefsel dat steeds weer (van en vanuit zichzelf) differentieert in een veld van relaties. Het is duidelijk dat zorg dan meer spin is dan web; meer fabriek dan product; niet passief maar actief; geen resultaat van een allopoietisch proces, maar het allopoietische proces zelf; een procesweefsel waaruit telkens keer weer nieuwe modi van zorg emaneren; geen moedercel die zich opsplitst, maar een stamcel die differentieert; een oeverloos productief veld waaruit in potentie een eindeloze verscheidenheid zorg kan actualiseren; een veld dat bovendien niet bestaansafhankelijk is van mensen, maar zich slechts ook via mensen ontvouwt.
Ik vind het een spannende gedachte, dat we ons zorg voor kunnen stellen als iets dat produceert, als iets dat leeft, als iets dat in potentie een oneindig aantal vormen kent. Tegelijkertijd vraag ik me af: staan de oplossingen die aangedragen worden voor het zorginfarct – het vastleggen en dichttimmeren van zorgprocessen in naam van ‘efficiëntie’, het krampachtig vasthouden aan reeds bekende ‘evidence-based’ interventies – het ontvouwen van zorg dan niet in de weg? Maakt de obsessieve wil om zorg te beteugelen de actualisatie van radicaal nieuwe vormen van zorg dan niet ontzettend moeilijk? Berger pleit (onder andere) voor meer ruimte om te tinkeren – een voorzichtig experimenteren – in de zorg, en bezien vanuit het perspectief van zorg als weefsel is dat een waardevol streven. Tinkeren betekent afwijken, voorzichtig buiten de lijntjes kleuren om te zien wat dat brengt; zorg de ruimte geven om zich op nieuwe manieren te ontvouwen; de trein in de tunnel niet afremmen maar nieuwe zijpaden aanleggen; niet alleen kijken hoe het huidige zorgsysteem te redden valt, maar vooral focussen op hoe zorg zich nu al buiten dat systeem ontvouwt, en om dan vervolgens te kijken wat er van dat vreemde weefsel zorg te leren valt.
Ik weet inmiddels niet meer zeker of ik een boekrecensie schrijf. Misschien is dat wel een compliment aan Berger: goede boeken zijn niet gemaakt om recensies over te schrijven, maar zetten aan het denken. Zou ik het boek aanraden? Zeker, en niet alleen aan mensen die al lang en breed met zorg(ethiek) bekend zijn. Want als er één ding is waar dit boek in excelleert, is het wel het blootleggen van de manier waarop zorg verweven is met menselijk (samen)leven, door middel van rijk beschreven voorbeelden, in een taal die voor een breder publiek toegankelijk is dan meer academische zorgethische literatuur. Daardoor niet alleen een aanrader voor jou, lezer van Zorgethiek.nu, maar ook voor je vrienden, familie en collega’s, die misschien nog vrolijk denken dat het aan het einde van de tunnel zonlicht is dat schijnt.
Zorg – een betere kijk op de mens
door: Lynn Berger
Nederlands Paperback | isbn 9789493254152 |
12 juli 2022 | 232 pagina’s
[1] Zizek, S. (2018). The Courage of Hopelessness: Chronicles of a Year of Acting Dangerously. Penguin Random House.
0 reacties