Ik heb mezelf eens onder de loep genomen. In het afgelopen blok van de masteropleiding Zorgethiek en Beleid behandelden we een tekst van zorgethica Sarah Clark Miller (2021), waarin zij sprak over ‘moral injury’; een morele verwonding als gevolg van onmacht. Ik herkende dit uit mijn dagelijkse praktijk in psychosociale palliatieve zorg. Het maffe is, dat ik doorgaans erg goed om kan gaan met pijn en lijden. Maar wanneer het een situatie betreft waarin mensen door laksheid, onwil, onverschilligheid of nalatigheid van anderen in een schrijnende situatie belanden, raak ik ernstig uit balans.
De afgelopen maanden lag ik ’s nachts herhaaldelijk wakker van een onmachtige positie waarin ik terecht was gekomen en van waaruit ik het welzijn en de waarden van mijn cliënt niet langer kon beschermen en ook mijn commitment niet meer na kon komen. Mijn cliënt voelde zich wanhopig en vroeg meermaals mijn hulp, maar ik mocht me na de gedwongen opname en de overdracht naar een instelling, vanwege een nieuw opgelegd beleid, niet meer mengen in de behandeling. De contactmogelijkheden werden schaars. Dit voelde onverteerbaar. Alle superman-demonstratie-boycot-muit- en ontvoeringscenario’s passeerden ’s nachts de revue, eindigend in tranen. Het gaat me in deze column niet over de casus, maar over wat ik met mezelf voelde gebeuren en waar dit toe leidde.
Aangezien ik in mijn andere praktijk, als intimiteitscoach, onder andere werk met mensen met trauma, herkende ik de murwheid en de ontkoppeling die dreigde te ontstaan in mijn eigen lichaam. Ons Nederlandse woord ‘lamgeslagen’ dekt hierbij heel goed de lading.
Want dat was hoe ik me voelde; niet meer in staat tot een weerwoord, niet meer in staat te bewegen. Ook mijn gemoed voelde lam. Het uitzichtloze en de onmacht veroorzaakte een soort dissociatie; het was bizar dat ik het loskoppelen van mijn lijf letterlijk voelde gebeuren. Die onaanraakbaarheid maakte dat de pijn enigszins verdoofde en ik kon blijven functioneren.
Bij confrontatie met de situatie van mijn cliënt, maar ook bij gedachten eraan, ervoer ik een pijn en verloor daarbij gedeeltelijk zowel mijn spraak- als lichaamstaal door de onmacht die me overwelmde. Ik herinnerde me dat traumaspecialist Bessel van der Klok (2016, pp. 70-71) in zijn boek Traumasporen vertelt dat het centrum van Broca, dat in de hersenen de spraak aanstuurt, tijdelijk uit kan vallen bij een traumatische gebeurtenis. Wat er gebeurde met mijn cliënt had mijn basiswaarden en integriteit aangetast, doordat ik niet kon leven waar ik voor stond en mijn belofte niet na kon komen. Ik realiseerde me, dat wat er geraakt werd zo fundamenteel voelde, dat ik als gevolg hiervan mezelf kwijtraakte en me ontheemd en schuldig voelde.
Dit lijkt me een vrij pittige en tegelijkertijd logische reactie, maar van wat ik daarna bij mezelf signaleerde schrok ik behoorlijk. Mijn lichaam verstrakte zich, ademde oppervlakkiger. Mijn gezicht vertoonde minder expressie en er ontstond een hardheid. Uit die hardheid leek een vervolgreactie te ontstaan die ik verafschuw; onverschilligheid. Ik moest denken aan een onschuldige kinderserie die ik als klein meisje van zes keek: de Troetelbeertjes. In die serie zat een nare professor, die een hekel had aan plezier en alles wat lief was en hij probeerde mensen te bevriezen. Ik zag toen als kind dat de kleur, de vreugde en het gevoel uit je werd getrokken en de kou en onverschilligheid vanuit je voeten langzaam optrok tot aan je hart, waarna je bevroor.
De reactie van ‘stik maar, ik doe geen moeite meer, het heeft toch geen zin’ die ik naast de pijn in me voelde, is een combinatie van boosheid en afsluiting die door lijkt te slaan in onverschilligheid. Je zou kunnen zeggen dat ik in een mengeling van de freeze en fight modi terecht kwam, waarin ik worstelde met de onmacht die ik ervoer bij het toenemende leed van mijn cliënt waarvan ik getuige was. Daarom vraag ik me af of het langdurig moeten verduren van teleurstelling, onmacht en het aanschouwen van misstanden, wat kan leiden tot moral injury, zorgverleners op den duur ook minder ethisch geëngageerd zou kunnen maken.
Soms lijkt het erop, dat hoe meer ik me verdiep in ethiek en hoe nobeler of meer ethisch verantwoord ik wil werken, des te meer ik zie en des te groter het contrast wordt tussen mijn ideaal en de praktijk. Dit betekent dat je als mens een grote innerlijke ruimte nodig hebt om het leed waarvan je getuige bent te verduren. Je moet steeds weer hernieuwde moed en frisse motivatie zien te vinden, wanneer je geconfronteerd wordt met onmacht.
Houd je rug maar eens recht en je gemoed optimistisch. Dat is nog een hele kluif tijdens het toenemende zicht op morele onrechtvaardigheid. Soms denk ik meewarig ‘Why didn’t I take the blue pill?’ In de film de The Matrix (1999) is dit, anders dan de rode pil, de keuze voor het niet weten, het niet hoeven voelen, voor het doorschuiven van verantwoordelijkheid en voor gemak en genot. Ik voel de aantrekkingskracht van deze optie, maar ik kan en wil dit niet.
Ik ben, net als veel andere zorgverleners, blij dat ik raakbaar ben, dat het leed van morele onrechtvaardigheid bij me binnen kan komen en dat ik me relationeel verbonden voel met andere mensen, de natuur en het milieu. Maar hoe houd je je hart open in het spervuur van onmacht dat zich aandient? Hoe blijf je levendig en geëngageerd en raak je niet ontmoedigd of gelaten?
In de kinderserie bundelden de troetelbeertjes hun krachten. Zij staken hun buiken, waarop allerlei positieve symbolen stonden, naar voren. Hieruit verscheen een grote regenboogstraal, die in staat was het al het bevrorene te ontdooien. Dit was natuurlijk een wollige en moralistische kinderserie, maar misschien is het best een idee om in het spervuur van de onmacht deze saamhorigheid te zoeken en als zorgverleners onze krachten te bundelen om schadelijk beleid een halt toe te roepen, terwijl we ons diep verankeren in onze gut-feeling, hart en positieve waarden.
Bronnen:
Miller, S. (2021). Neoliberalism, moral precarity, and the crisis of care. Chapter 2 in; Hamington, M., & Flower, M. (Eds.). (2021). Care ethics in the age of precarity. U of Minnesota Press.
Van der Kolk, B. (2016). Traumasporen. Het herstel van lichaam, brein en geest na overweldigende ervaringen. Uitgeverij Mens!.
Wachowski L. & Wachowski L. (1999). The Matrix. Amerikaanse–Australische sciencefictionfilm uit subgenre cyberpunk. Warner Bros.
2 reacties
Geert
Heel herkenbaar. Soms denk ik: “laat ik zwijgen over ethiek tegen mijn collegae, ik ga hen alleen maar de kans geven om moreel gewond te geraken”. Moet zorgethiek toch niet nog meer op die politieke dimensie gaan zitten? Wat is goede zorg, bij deze persoon? Welke zorgdragers hebben we dan nodig? Kwantitatief en kwalitatief? Hebben we die? Neen? Hoe realiseren we het dat ze er wel zijn? Behoorlijk moeilijk toch met de huidige en toekomstige schaarste aan zorgdragers en aan middelen. Maar dus … fijn artikel. Goed gedaan!
Gonneke
Dank Geert, ja de politieke dimensie uitwerken en energie steken in een draagvlak creëren lijkt me een heel goed streefpunt. 🙏👍