Het team van de Multiculturele Geestelijke Verzorging (MGV) moet bezuinigen. Dit keer zijn de vierkante meters aan de beurt. Alle ruimten van het unieke Geestelijk Centrum worden bekeken. Welke ruimten kunnen opgegeven worden? Welke ruimten kunnen verschoven worden? Uiteindelijk beslist het management: de kantoorruimte en de joodse ruimte gaan naar de humanistische ruimte.
Er ligt een wereld van overleg, belangenbehartiging, onrust, spanningen, soms strijd en reflectie achter. Waar leg je de klemtoon in het behoud van ruimten en de indeling van die ruimten? Voor wie kom je op? Voor je eigen levensbeschouwelijke ruimte zoals de kapel, de moskee, de tempel, de joodse of de humanistische ruimte? Daarbij is evident dat de verschillende religies niet bij elkaar in een ruimte kunnen. De mensen van die religies verdragen elkaars symbolen niet. Of sta je op een eigen rustige werkruimte met eigen computer, zitje en boekenkast? In zo een ruimte kunnen met patiënten vertrouwelijke gesprekken gevoerd worden waardoor zij tot zingeving kunnen komen.
Er zijn spanningsvelden in het formuleren van argumenten. Nu de zaak beklonken is, volgt een analyse.
Genoemde spanningsvelden confronteren alle betrokkenen met het wezenlijke van een MGV, met zes denominaties in relatie tot datgene dat de zorginstelling wil bieden. Deze levensbeschouwingen hebben grondstructuren die niet tot elkaar zijn te herleiden. Dat is hun intrinsieke kracht. Die krachten werden in deze situatie van bezuinigen zichtbaar en voelbaar. En tegelijk leidden die krachten tot besluiteloosheid.
Op grond waarvan zijn de beslissingen genomen? Op grond van aantallen van patiënten (met name christenen) die de ruimten bezoeken? Of op grond van aantallen van patiënten (met name hindoes en moslims) die in de toekomst worden verwacht? Of ter ondersteuning van de identiteit(met name joden)? Of hou je het open (met name humanisme) zoals een postmoderne samenleving betaamt? Leg je meer de nadruk op het zoeken naar zingeving of geef je ruimte aan de rijke traditie van de verschillende religies? Veel patiënten in de GGZ vinden juist hun houvast in de betekenisgeving via het referentiekader van hun levensbeschouwing.
Waar worden de gesprekken gevoerd? Op de afdeling is dat mogelijk, maar de meeste afdelingen hebben weinig ruimte en zijn vaak onrustig. Psychiatrische patienten liggen meestal niet in bed en zijn vaak mobiel. Een eigen kamer met een rustige uitstraling voor de geestelijk verzorger is weldadig voor een vertrouwelijk gesprek. Maar als er op die kamer een computer staat waar ook een collega moet werken aan het EPD en aan de emails? Waar bovendien soms groepsbijeenkomsten plaatsvinden. Wie heeft er dan voorrang? Op grond waarvan? Natuurlijk kunnen er praktische afspraken gemaakt worden via een rooster, maar de vraag blijft welke argumenten zwaarder wegen.
Tijdens de gedachtegangen hierover liet de cliëntenraad weten dat zij bezorgd zijn over de zichtbaarheid van de joodse en de humanistische identiteit.
Het management besloot uiteindelijk op grond van haar opdracht: bezuinigen op vierkante meters, in combinatie met zorg voor het personeel en het belang van de patiënten. In het tot stand komen van beslissingen worden managers nu geconfronteerd met de vraag wat het wezenlijke van de MGV is. Welk belang hechten zij aan het levensbeschouwelijke bijdrage van de professionele zorg? Of gedogen zij de MGV omdat het nu eenmaal wettelijk verplicht is?
In onze situatie waren er zowel tekenen van vermijdingsgedrag als open confrontaties. De verantwoordelijkheid en de bijna soevereine houding van het management zorgden ervoor dat er beslissingen werden genomen die we als team vanuit ieders specifieke eigenheid niet konden nemen. Onder de paraplu van de instelling bleef het Multiculturele van de Geestelijk Verzorging behouden.
Het was een bevestiging van wat we al wisten en dagelijks ook zien in de maatschappij: levensbeschouwingen kunnen niet zomaar samengaan omdat hun paradigma’s en perspectieven niet te herleiden zijn tot elkaar. Daarom hangt het unieke in onze situatie af van een niet levensbeschouwelijke overkoepelende instantie en hun visie op existentiële en levensbeschouwelijke betekenisgeving aan het leven in situaties van ziekte, verwaarlozing, verlies en misbruik. Tegelijk wordt het spanningveld van het individuele belang van de werknemer versus het algemene belang van de levensbeschouwelijke ruimte die bijdraagt aan de identiteitsvorming van de patiënt een aandachtspunt van zorg voor het management.
Corry van Straten is pastor en opleider Multiculturele Geestelijke Verzorging.
Dit artikel verscheen eerder in Zin in Zorg.
0 reacties