4 – 5 minuten

1 reacties

Mijn lief kijkt met mij mee op het beeldscherm van mijn arts. Mijn kanker is in een grafiek gevat. De lijn gaat eerst stijl en torenhoog omhoog om daarna ook supersnel te dalen.  ‘Het gaat goed’,  zegt mijn arts, ‘beter dan dit kunt u niet verwachten’. Ik knik en kijk naar de berg op het scherm maar ik zeg nog niets. ‘Heb vertrouwen’,  zegt mijn lief. Dan zeg ik: ‘In dit geval is een dal positief’. Ze knikken beiden. En ik vervolg: ‘Ik wil graag een foto maken voor mijn moeder’, snel druk ik af.

Als we hand in hand het ziekenhuis uitlopen grap ik tegen mijn lief: ‘Ik hoop dat ik heel lang in dit dal mag blijven.’ Hij staat ineens stil in de ziekenhuisgang bij het beeld van de beren die elkaar lijken te omhelzen en omhelst mij ook.

Op reis

Later, na een vakantie met mijn lief ben ik op reis met mijn dochter. We hebben een kleine auto gehuurd en rijden door de bergen in Zuid Portugal. De wegen zijn slecht, soms bestaan ze uit rood stof, keien en kuilen. Vlak ernaast zijn afgronden, verdorde en verbrande struiken en bomen. Het is tegelijk prachtig in zijn grilligheid en beangstigend. Tijdens het rijden moet ik denken aan het berglandschap van mijn kanker en ik adem diep in. ‘Wat een geluk dat de pillen goed werken’, zeg ik ineens hardop. Mijn dochter was elders met haar gedachten. ‘Wat?’, zegt ze.

We praten verder en ik zeg: ‘Vroeger zou ik bij deze bergen aan Papa gevraagd hebben om te rijden’. Ze knikt. ‘Ik zou echt blij zijn geweest als hij reed’, vervolg ik, ‘omdat ik dacht dat ik het niet zou kunnen. En nu rijd ik hier en ik kan het gewoon.’

Opgebloeid

Mijn dochter knikt en zegt: ‘Ik vind je nu leuker. Nu dóe je het gewoon.’ Ik moet er wel om slikken maar geef haar terug: ’Ik kan meer dan ik dacht te kunnen. Nu ik voor het blok sta rijd ik hier ‘dapper’ op de meest gekke achterafweggetjes in de bergen.’

En ik vervolg aarzelend: ‘Ik vind mijzelf nu ook leuker. Moeilijk om te zeggen, maar ik ben opgebloeid. Ondanks al onze ellende. ‘Ik zou wel eens onkruid kunnen zijn’, maak ik mij er met een grap vanaf. In mijn hoofd vraag ik mij af of ik mij schuldig moet voelen naar mijn overleden man. Na zijn dood bloei ik op, maakt dat mij geen akelig mens? Maar dan denk ik: Dat ging niet zomaar. Daar heb ik wel jaren over gedaan. Er is wel eerst een enorm dal voorafgegaan aan waar ik mij nu bevind:  letterlijk en figuurlijk op een berg (en in een (kanker)dal). Haast tegelijk denk ik dat hij trots zou zijn als hij ons tweeën hier op de stoffige keien in 32 graden zag rijden. Trots en opgelucht: ‘Ze gaan door….’      Toch kan schuldgevoel aan mij knagen.

Thuis

‘Misschien heb ik er ook mee te maken?’,  zegt mijn lief vragend als we weer thuis zijn na de vakantie. Hij vervolgt: ‘Misschien ben je ook opgebloeid doordat wij het samen zo fijn hebben?’ Ik knik en zeg: ‘Dat denk ik ook. Maar daar moest ik eerst aan toe zijn. Het heeft jaren gekost om weer te durven om van iemand te houden’ Hij knikt.  ‘Ik was dus alweer wat opgebloeid voordat ik jou leerde kennen, en nu groei en bloei ik door’. ‘Mooi gezegd’,  zegt hij waarna hij mij zoent.

Gedachten

Soms, bijna als een oprisping, borrelt er een gevoel van ‘schuld’ in mij op. Dan schiet het door mij heen dat ik nu gelukkig ben, dat ik als persoon gegroeid ben, maar dat mijn man veel te vroeg dood is gegaan.

Mag ik wel gelukkig zijn?

Mag ik wel opbloeien?

Daarna denk ik dat ik eigenlijk wel ‘moet’. Voor mijn kind en de grote kinderen. Maar ook voor mijzelf.

En ik geloof dat dit leven het enige leven is dat ik heb. Dus, hoe moeilijk het soms ook is: ik omarm het. Ik leef het.

Daarmee heb ik niet alleen mijn ‘kankerberg’ overwonnen. 
Maar ook het dal in mijzelf!

Swanny Kremer

Een artikel van


1 reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Zo knap, hoe jij woorden kan geven aan gevoel, gedachten en ervaringen! Hoewel ik een ander leven heb, leest het zo vertrouwd! Dankjewel!