4 – 5 minuten

1 reacties

De klok boven het tafeltje met de bestofte plastic herfstasters tikt langzaam maar zonder ophouden de tijd weg. Seconde na seconde. Minuut na minuut. Uur na uur.
Twee gebogen gestalten zitten tegenover elkaar onder het raam dat uitzicht geeft op de wereld buiten het verzorgingshuis. De zon beschijnt door het venster hun gezichten. De huidplooien laten in een samenspel met het zonlicht de doorgroefde gelaten nog markanter uitkomen dan ze al zijn. De schaduwen worden langer; het licht korter, zachter.

Hij heeft zijn ogen dicht, de bril met de grote glazen half naar het puntje van zijn neus gezakt. Zijn dunne haar weet niet welke kant het opmoet. Hijzelf ook niet. Hij heeft zich naar binnen gekeerd, zijn herinneringen belevend in een wereld die voor anderen niet te bevatten is.

Zij heeft haar ogen open, fier door de bril kijkend, priemend haast, om de omgeving vast te pinnen in haar aandacht. Haar grijze haar golft met de zonnestralen mee, glanzend, schitterend, permanent. Zij weet wat ze wil: de wereld begrijpen, zijn wereld bevatten. Maar het is alsof er dwars over de tafel tussen hen in een onzichtbare muur staat, die het zicht beneemt op de wereld erachter. Hij ziet haar wereld niet, zij de zijne niet.

Vroeger was er geen muur, zelfs geen fundering ervoor. Hun leven samen speelde zich af in het vrije veld, waar zij elkaar tegenkwamen en dansten en zongen. Hij speelde op zijn accordeon of op de mondharmonica. Vrolijke liedjes en wijsjes. Zij speelde piano en zong. Muziek bracht hen samen en vormde een onzichtbare schakel tussen beiden. Een levenslied van tientallen jaren bleef klinken tot vreugde van een ieder die het maar horen wilde. Een opzwepend ritme, warme klanken, een diep gevoel van passie en zuiverheid van toon vormden de ingrediënten van een lied dat in de bovenste regionen van de toppers tot een evergreen uitgroeide.

De laatste paar jaren werd zijn muziek zachter. De instrumenten begonnen te slijten. Af en toe klonk een valse noot. Niet expres, maar zonder dat hij het wilde. Zij probeerde het op te vangen, paste haar muziek aan en deed alles om de zuiverheid te bewaren. Maar de onzichtbare muur werd hoger en hoger. Zijn muziek klonk steeds zachter. Zij kon de juiste toon niet meer vinden om hem te ondersteunen. Hem lukte het niet meer samen te spelen in hetzelfde lied. Hij wilde wel, maar hij kon niet meer. Zij wilde wel, maar hij kon niet meer. Alleen het ritme raakte hij niet kwijt. Dat was er zo ingesleten in de loop der jaren, dat het een onderdeel was geworden van zijn immer bezige handen.

Zo zitten zij nu tegenover elkaar. Aan dezelfde tafel, maar niet in dezelfde wereld. De klok tikt langzaam maar zonder ophouden de tijd weg. Seconde na seconde. Minuut na minuut. Uur na uur.

Dan, zonder aanleiding, slaat hij zijn ogen op. Hij kijkt naar de klok. Dat tikken, dat ritme. En als vanzelf beginnen zijn vingers op de toppen van hun kunnen zachtjes op het tafelblad het ritme mee te tikken. Eerst nog de klok volgend, maar dan zelf de regie ter hand nemend, in een opzwepend ritme, met warme klanken als de knokkels van zijn handen de tafel raken.

Zij kijkt, zij voelt, zij herinnert. Hij sluit zijn ogen, maar tikt door. Zijn gezicht laat een tevreden glimlach zien, als hij in zijn eigen wereld de tijd van vroeger opnieuw beleeft. Een diep gevoel van passie en zuiverheid van ritme doen de evergreen bij beiden herleven. Een evergreen van minutenlang voor een ieder die het maar horen wil. Met elke tik verdwijnt er een steen van de onzichtbare muur tussen hen in. Zij voelt het, zij ziet het, en krijgt de kans een blik te werpen in een wereld die even van hen beiden is. Tien minuten gelukzaligheid, terug in de tijd.

Even plotseling als ze begonnen zijn, stoppen zijn vingers hun ritmische dans. Zijn ogen blijven dicht, zijn glimlach blijft. Maar de muur staat er weer. Zij mocht even genieten van de muziek van haar leven.

George Bootsma

Een artikel van


1 reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *