Mijn naam is Jolanda Elenbaas, ben 40 jaar oud en moeder van 3 dochters van 13, 11 en 9 jaar oud. Na mijn studie Bewegingswetenschappen heb ik vanaf 2005 vooral binnen de farmaceutische gewerkt en later klinisch onderzoek begeleid in het ziekenhuis. In 2019 ben ik de pre-master Zorgethiek en Beleid begonnen en in 2020 de master, die ik in de zomer van 2021 heb afgerond.
Mijn thesis beschrijft een deel van de problematiek van in dit geval moeders met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB). Enige tijd geleden werd de discussie weer opgerakeld in het nieuws of moeders met een LVB wel kinderen zouden mogen of moeten krijgen. Vaak wordt deze discussie gevoerd vanuit een mensenrechten- of medisch perspectief. Het recht op het krijgen van kinderen is vastgelegd in de wet, ook voor mensen met een handicap of ziekte. Echter gaan er ook stemmen op dat vrouwen met een LVB geen kinderen kunnen opvoeden. Mede doordat ik zelf drie dochters heb en bewust ben van hoe moeilijk opvoeden in de huidige sociale maatschappij is terwijl ik mezelf in een geprivilegieerde positie bevind, werd ik meer geraakt door deze discussie. Ik besloot me hier voor mijn thesis verder in te verdiepen en uit te zoeken wat een zorgethisch perspectief zou kunnen zijn in deze discussie.
Binnen de studie Zorgethiek en Beleid worden we uitgedaagd kritisch na te denken over relaties en te denken aan de meest kwetsbaren in de samenleving. Binnen de genoemde problematiek is tot op heden vooral onderzocht hoe de moeder geholpen kan worden in het opvoeden van de kinderen en hoe voorkomen kan worden dat kinderen uit huis worden geplaatst en/of een leerachterstand oplopen. Tevens zijn ook enkele onderzoeken gedaan hoe vrouwen met een LVB hun moederschap ervaren. Echter wordt de ervaring van een kind die een moeder heeft met een LVB weinig onderzocht. Omdat juist deze ervaring in de zorgpraktijk een centrale plek heeft in zorgethiek heb ik me juist gericht op deze ervaring van een kind dat is opgegroeid bij een moeder met een LVB.
Het onderzoek bestond uit twee delen, een theoretisch literatuuronderzoek en een empirisch narratief onderzoek. Hoewel de basis van zorgethiek onder andere ligt in de relatie tussen moeder en kind is sinds de jaren 1990 moederschap binnen zorgethiek als belangrijk concept nagenoeg losgelaten. Daarom heb ik voor mijn literatuuronderzoek met name uitgewerkt hoe binnen maternale theorie goed-genoeg moederschap en een moeder-kind relatie wordt beschreven. Maternale theorie is een relatief jong onderzoeksveld waarin men vooral ingaat tegen de patriarchale institutie moederschap en zich inzet voor diversiteit van moeders.
Het empirisch onderzoek is een single-case study geworden, waarvoor ik een normaalbegaafde, nu volwassen vrouw heb gesproken wiens moeder een LVB heeft. Na een openingsvraag “hoe was het om op te groeien als kind” heeft zij heel open haar ervaringen in haar jeugd gedeeld en is dit geconstrueerd tot een verhaal waarbij haar ervaring centraal stond.
Afsluitend zijn het theoretisch onderzoek en het empirisch onderzoek met elkaar in verbinding gebracht, waarna ik de bevindingen heb gecombineerd met verschillende zorgethische concepten en uitgangspunten. Op deze manier heb ik een poging gedaan om te kunnen bepalen of er goede zorg is geweest in deze specifieke context tussen deze specifieke personen.
Zorgethiek bekijkt drie belangrijke perspectieven op goede zorg door zowel de geleefde ervaring, de zorgpraktijk en de ordening van de samenleving te bekijken. Met name de ordening van de samenleving speelt een zeer grote rol in de problematiek van moeders met een LVB. Moederschap kan gezien worden als een sociaal geconstrueerd fenomeen. Wat hierin goed-genoeg is, lijkt afhankelijk van de maatschappij en de context waarin men zich bevindt. Deze maatschappij verwacht overigens enorm veel van moeders. Belangrijk uit de theorie is dat moeders zich gesterkt zouden moeten voelen om te moederen zoals zij dat willen, en hierin gesteund moeten worden indien dit nodig is.
Wat voor mij misschien niet verrassend was, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen wel tegen mijn hoop in, is dat het ervaringsverhaal van Inge zeer heftig en verdrietig is, waarbij zij zelf aangeeft dat ze liever niet heeft dat moeders met een LVB kinderen krijgen. Er spelen veel complicerende factoren een rol in haar jeugd, zoals de omgeving, mensen om haar heen en de ontkenning van de beperking van haar moeder, waardoor niet duidelijk te maken is wat de oorzaak is van haar slechte jeugd. Een conclusie is dan ook dat het een samenspel van factoren is, waar moet worden ingegrepen om goede zorg te waarborgen. Waar zij sterk voor pleit, en ook uit de theorie naar voren kwam, is dat hulp noodzakelijk is voor moeders in een moeilijke positie. Het vragen om hulp en het organiseren van hulp lijkt op dit moment tekort te schieten, mogelijk door de individualisering van de samenleving en focus op autonomie en zelfredzaamheid. Dit lijkt te botsen met de focus op inclusiviteit, waar hulp voor nodig is. Hier is het lastig te bepalen wie verantwoordelijkheid moet en kan nemen om hulp te bieden en goede zorg in de gezinnen te organiseren.
Omdat mijn onderzoek slechts een van de vele verhalen is, is het belangrijk om meer stemmen te horen, meer ervaringen van kinderen, zodat er meer inzicht komt in het opgroeien van kinderen bij een moeder met een LVB. Als er meer bekend wordt, kan de noodzaak van individuele hulp bekender worden, wat ten goede kan komen aan goede zorg.
0 reacties