Wie ben je?
Mijn naam is Tessa Heethaar. In december 2020 ben ik afgestudeerd bij Zorgethiek en Beleid. Later dit studiejaar hoop ik ook mijn master Humanistiek af te ronden.
Wat is het onderwerp van je thesis?
Ik heb een auto-etnografisch onderzoek gedaan, maar dan met z’n tweeën, dus: duo-etnografisch. Via ‘het persoonlijke’ reflecteren we op ‘het politieke’. Romee en ik hebben op basis van onze eigen ervaringen onderzocht hoe het is om (samen) te leven in onze laatmoderne samenleving.
Ik ken Romee sinds zij ongeveer dertien jaar geleden in het logeerhuis kwam dat in mijn ouderlijk huis gevestigd was. We zitten in dezelfde leeftijdsfase, maar onze levens zijn behoorlijk anders gelopen. Waar ik aan het ‘doorgroeien’ ben, is Romee ‘vastgegroeid’. Na een zorgeloze jeugd vond ik vrij gemakkelijk mijn weg naar de universiteit. Ik leef een leven “zoals het hoort”, aldus Romee, terwijl zij naar eigen zeggen geen ‘normale’ ontwikkeling heeft doorgemaakt. Ze is vast komen te zitten in het zorgsysteem waarin ze zich niet gezien of geholpen voelt. Ze heeft intussen een complex en dik (medisch) dossier en worstelt met pijnlijke ervaringen uit haar verleden.
In deze thesis spreekt dus ‘een zelfontplooier’ die in de positie is om wetenschappelijk onderwijs te genieten, en iemand die normaliter niet in die wereld meespreekt, maar thuis haar dagen probeert door te komen.
Denkend aan Romee’s verhaal, vraag ik me af hoe je als mens omgaat met zo’n situatie. Hoe geef je dan betekenis aan je leven? Maar ook: welk werk heeft de samenleving hierin te doen? Het betreft een spanning tussen (gegeven de omstandigheden) iets van je leven zien te maken versus een situatie en een systeem die het je heel moeilijk kunnen maken. En dat in een tijd waarin je ‘jezelf moet maken’, ‘het moet maken’ en nog heel veel meer moet. Hoe is het om in zo’n samenleving te leven? Hoe is dat eigenlijk voor mijzelf? Waarin verschillen onze verhalen, waar kruisen ze elkaar, en waar zouden ze elkaar meer kunnen opzoeken?
De scriptietitel is gebaseerd op een van de eerste teksten die ik voor mijn onderzoek las: ‘Van minder moeten naar meer leven’ (Leclaire, 2019). Tijdens het lezen voel ik druk op mijn keel, ik voel me onrustig. Het vertolkt precies de al veel besproken laatmoderne (prestatie)druk. In mijn thesis bespreek ik rondom dit onderwerp o.a. het werk van Paul Verhaeghe, Hartmut Rosa en Kris Pint. Dit debat gaat echter alleen over de pijn en onrust van mensen die in de ratrace kunnen meehollen. Leclaire roept op om meer te leven (en minder te moeten). Hierbij vraag ik me af of het ‘lekker leven’, of ‘tot meer resonantie komen’ in Rosa’s woorden, wel haalbaar is voor iedereen. Bovendien, kunnen we ons dat wel permitteren in deze tijd, gezien de wereldproblematiek? ‘Moeten’ we niet juist méér in actie komen in plaats van minder?
Hoe sluit je onderzoek aan bij zorgethiek?
De onderzoeksmethode past goed bij de zorgethische visie dat we alleen toegang krijgen tot het ‘goede’ wanneer we verschillende posities, perspectieven en soorten kennis in dialoog brengen (Leget, Van Nistelrooij & Visse, 2019, p. 24). Door in dit onderzoek particuliere wijsheid te waarderen, en ook op een creatieve en reflectieve wijze onderzoek te doen, wil ik een bescheiden tegenwicht bieden aan traditionele noties zoals universele waarheid, wetenschappelijke neutraliteit en afstandelijkheid van onderzoekers. Juist voorbij de beschermig van die vermeende objectiviteit probeer ik tot een transparante en zorgzame onderzoekspraktijk te komen.
Om de thesis toegankelijker te maken, worden er tussentijds schematische samenvattingen gegeven. Ook toon ik foto’s en sociale mediaberichten. Dat heeft tevens een esthetische en dialogische functie. Ik wil ruimte laten voor interpretatie en betekenisgeving. Daarom nodig ik je als lezer ook uit om je actief te verhouden tot de thesis. Daarmee doe ik als het ware een zorgethisch appèl.
Wat roepen de foto’s, social mediaberichten en beschreven ervaringen bij jou op? Wellicht herken jij jezelf in het verhaal van Romee en/of mij, of neem je juist een andere positie in. Een andere relevantevraag om tijdens het lezen in het achterhoofd te houden is: voor welke ervaringen is er ruimte in de gevestigde orde, en voor welke niet?
Wat zijn je belangrijkste bevindingen?
Romee en ik bespraken dat we als mensen dezelfde levensvragen hebben, maar dat we ons hier door onze verschillende posities en bewegingsmogelijkheden anders toe verhouden. Die existentiële en ethische thema’s zijn echter van ons allemaal en hebben ruimte nodig. Wanneer het ‘moeten, moeten, moeten’- en ‘druk, druk, druk’-narratief overheerst, gaat die ruimte verloren. Als alleen die buitenkant telt van geleverde school- en werkprestaties, dan mis je een essentiële laag, en sluit je uit.
Een van de conclusies is dan ook dat er ruimtes van ont-moeting, bezinning en inspiratie nodig zijn waar, met oog voor verschillende posities, onderzocht kan worden wat van waarde is in het (samen)leven, verder reikend dan marktwaarde. In die ont-moeting kan de gedeelde menselijkheid, kwetsbaarheid en behoefte aan zorg en waardering (h)erkend worden.
Wanneer het leven tot de ratrace wordt gereduceerd, staat Romee direct buitenspel, terwijl zij evengoed als ik wil dat haar levensvragen en kijk op de wereld meetellen. Bovenal wil ze wat betekenen voor een ander. De ont-moetingen tussen Romee en mij hebben ertoe geleid dat de wereld die in mijn geval soms te groot voelt en in Romee’s geval te klein is geworden, dichter bij elkaar zijn gebracht.
Dergelijke ont-moetingen kunnen aanzetten tot (verbeeldings)verzet: je een voorstelling maken dat het leven ook anders kan zijn. Verbeeldingsverzet behelst dan niet enkel je eigen leven uit zelfzorg of zelfontplooiing herinrichten, maar juist ook het actief ont-moeten van mensen met andere levenswijzen, met het besef dat de andersheid van de ander evengoed iets over jouzelf en de geldende normen zegt. Vervolgens wordt het mogelijk om die normen ter discussie te stellen, en ons actief af te vragen hoe we onze gedeelde wereld kunnen herinrichten voor een betekenisvoller samenzijn.
Heb je aanbevelingen voor vervolgonderzoek?
Zoals hierboven genoemd voelt voor mij de wereld soms te groots. Via mijn telefoon komt de onstuimige wereld met al haar problemen voortdurend ‘mijn wereld’ binnen, waarbij er ook op mij als ‘kritische burger’ een appèl wordt gedaan. Ik heb voortdurend het gevoel maatschappelijk bewust en kritisch te moeten zijn, en dat ik daar in dagelijkse leefstijlkeuzes mijn verantwoordelijkheid voor moet/wil nemen.
Via (sociale) media valt te ontdekken wat er voor een ander op het spel staat. Soms zetten die (botsende) beelden en berichten mijn eigen wereldbeeld op losse schroeven. Er valt te veel en te snel te ontdekken wat allemaal zorg behoeft in deze wereld. Vanuit het besef van onderlinge afhankelijkheid voel ik mij daar mede verantwoordelijk voor. De vraag is alleen hoe om te gaan met het overweldigende, vervreemdende en zoekende, en het bijbehorende risico van onverschilligheid of handelingsverlegenheid?
Als ik even in zorgethisch jargon mag praten, zou mijn aanbeveling zijn om nader te onderzoeken of er naast Joan Tronto’s concept van ‘privileged irresponsibility’ ook zoiets bestaat als ‘caring too much’. Dat is een laatmoderne druk die verder reikt dan de onzekerheid en prestatiedruk die de ratrace veroorzaakt. Het betreft het geraakt worden door de complexiteit en pijn in de wereld, de drang voelen om daar iets mee te doen, maar daarbij ook altijd (gevoelsmatig) moreel tekortschieten. Het is met name belangrijk om te onderzoeken hoe voorkomen kan worden dat die druk en overload aan informatie, het daadwerkelijke zorgen voor een caring democracy blokkeert, want dan verval je al snel in privileged irresponsibility.
0 reacties