Door: Adrie Kanis
De ervaring van zorgverleners als zij afstemmen met een zorgontvanger heb ik voor mijn masterthesis van Zorgethiek en Beleid onderzocht middels een kwalitatief fenomenologisch onderzoek.
Kwaliteit van zorg
De discussie in Nederland over de kwaliteit van zorg was de aanleiding voor dit onderzoek. En in het bijzonder de vraag of zorgverleners voldoende oog en oor hebben voor zorgontvangers en voldoende gevoelig zijn voor de echte problemen van zorgontvangers. Ontbreekt het zorgverleners aan de benodigde morele competenties, vroeg ik mij af. Of doet het werk wat zij doen zo’n groot beroep op hen, dat je een soort ‘supermens’ moet zijn om aan alle zorgvragers voldoende aandacht te geven? Ik kon mij niet voorstellen dat juist de mensen die zich niet laten raken door een ander, voor een beroep in de gezondheidszorg kiezen.
Tegelijkertijd herkende ik het probleem vanuit mijn werk als ergotherapeut. Ik zie soms iemand in de gang zitten, kijkend naar mij of ik even tijd heb en toch loop ik snel door naar de volgende afspraak. En ook als ik wel tijd heb, is mijn hoofd soms te vol om werkelijk te luisteren en aan te sluiten. Ik merk mijn onvermogen op, maar voel mij niet bij machte om dat te veranderen. Ik vroeg mij af of meerzorgverlenersdat overkomt, in principe wel de vaardigheden hebben en de wens om het goede te doen, maar regelmatig niet in staat zijn om aan te sluiten bij de zorgontvanger.
Zorgethiek over afstemmen
Van Heijst benadrukt dat zorgen een proces is, waarin mensen in hun relatie met elkaar afstemmen, wat er nodig is om voor beiden de zorg goed te laten zijn. Het unieke van ieder persoon, zijn situatie en de specifieke context bepaalt of de zorg goed is. Maar wat is dat “afstemmen met een ander” en wat is er voor nodig wil het lukken?
Noddings beschrijft dat er voor het afstemmen een ontvankelijke houding nodig is. Een open houding, waarin er onbevangen waargenomen kan worden wat de ander voelt en meemaakt. Door het meevoelen kan er een gezamenlijke belevingswereld ontstaan. Ook zorgethicus Hamington beschrijft dat mensen zich voor kunnen stellen hoe een ander zich voelt. Zelf meemaken van zorgsituaties zorgt ervoor dat dit empatisch voorstellingsvermogen groeit. Het empatisch voorstellingvermogen ligt als onbewuste kennis opgeslagen in mensen. Mensen passen hun handelen onmiddellijk en onbewust aan de situatie aan, door deze bron van kennis te gebruiken.
Deze impliciete kennis is niet te verwoorden, want het is onbewuste kennis en woorden kunnen deze kennis niet zomaar vangen, waardoor deze ervaringskennis lastig te onderzoeken is. En in een gesprek of interview zal de respondent zijn ervaring mogelijk op een sociaal wenselijke wijze verwoorden.
Zorgverlener Harriët: “Als een bewoner geniet komt dat altijd weer bij jou terug. Het is net thuis, als je kinderen het naar de zin hebben, dan heb jij het ook naar de zin”.
Finlay beargumenteert dat kennis over een lichamelijke ervaring met zorg alleen verkregen kan worden door het lichaam ook als kennisbron te gebruiken(10). Finlay beschrijft de methode Reflexive Bodily Empathy (RBE). In de methode RBE gebruikt de onderzoeker het lichaam als middel om mee te voelen, waardoor er kennis over de ervaring kan ontstaan. Door te letten op hoe de ander zich lichamelijk uit en hoe jij je voelt en hoe je elkaar beïnvloedt, kun je je voorstellen hoe het voor de ander moet zijn om in deze situatie te zijn.
Onderzoeksmethode
Voor het afstudeeronderzoek is de methode shadowing verbreed met de methode RBE. Bij de methode shadowing volgt de onderzoeker de respondent op de voet en is als het ware een schaduw van de respondent. Het wordt voor de onderzoeker daardoor mogelijk om mee te ervaren wat er in de situatie gebeurt. Vier professionele zorgverleners, werkzaam in de intramurale ouderenzorg, zijn intensief geobserveerd, waarna er aan de hand van het shadowing-verslag een interview plaatsvond.
Conclusies
Uit de bevindingen van dit verkennende onderzoek blijkt dat de gevolgde zorgverleners een persoonlijke behoefte hebben aan afstemmen met de zorgontvanger en het creëren van een zorgrelatie. Als er in de relatie met de zorgontvanger een wederzijds vertrouwen en begrip voor elkaar is, doet dit de zorgverlener merkbaar goed. Uit de bevindingen blijkt echter ook dat de gevolgde zorgverleners regelmatig moeite hebben om af te stemmen met de zorgontvanger. De zorgverleners vertellen dat zij zich beperkt voelen doordat hen de tijd ontbreekt om elkaar te leren kennen en iedereen de nodige aandacht te geven. De zorgverleners lijken vanuit deze onmacht de knop om te zetten om toch door te gaan met de zorgverlening. Vanuit ‘de ratio’ wordt er verder gehandeld en de zorgverleners lijken zich af te sluiten voor de gevoelens van zichzelf en de zorgontvanger, hetgeen het afstemmen beperkt.
Zorgverlener Evelien: “Ik denk dat ik mij in heel veel dingen herken, maar vooral door de spiegel van een ander”.
Kracht en beperkingen van dit verkennende onderzoek
De methode RBE is, voor zover ik weet, nog nauwelijks toegepast tijdens fenomenologisch onderzoek. Het lijkt erop dat de methode RBE in dit onderzoek geholpen heeft om meer zicht te krijgen op de onbewust belichaamde ervaringen van het afstemmen in de zorgverlening. Uit de bevindingen blijkt bijvoorbeeld dat er in de zorgpraktijk meer afgestemd wordt tussen de zorgverlener en de zorgontvanger, dan dat de zorgverlener zelf in eerste instantie opmerkt. De geïnterviewde zorgverleners gaven aan dat zij niet vanuit zichzelf deze ervaringen hadden kunnen benoemen. Het gebruik van RBE als methode leidde tot een levendig shadowing-verslag dat licht wierp op de onbewuste, belichaamde ervaringen en maakte bovendien een gezamenlijke interpretatie van het ‘afstemmen met’ mogelijk.
Tegelijkertijd blijft de discussie bestaan in hoeverre onderzoek naar een subjectieve ervaring mogelijk is, aangezien de onderzoeker vanuit een ander referentiekader de ervaringen interpreteert. Voortzetting van deze discussie en vervolgonderzoek naar het gebruik van RBE als methode om intersubjectieve lichamelijke ervaringen te onderzoeken is gewenst.
Het onderzoek is uitgevoerd bij een kleine groep respondenten en daarom kunnen er alleen voorzichtige conclusies getrokken worden. Voortzetting van het onderzoek bij een grotere groep respondenten uit verschillende zorgsectoren is gewenst. Vanuit dit verkennende onderzoek lijkt het erop dat zorgverleners intrinsiek gemotiveerd zijn om goed af te stemmen met een zorgontvanger, echter door allerlei omstandigheden lukt het afstemmen in de praktijk niet altijd goed.
In maart 2020 is in het tijdschrift Verpleegkunde een artikel gepubliceerd over het onderzoek.
Over de auteur:
Adrie Kanis is Zorgethiek en Beleid-alumni en ergotherapeut in de ouderenzorg.
0 reacties