4 – 5 minuten

2 reacties

Mijn kleine autootje is helemaal volgeladen. In weer en wind ga ik ga van huis weg met mijn dochter en haar vriendin, ons hondje en een aantal tassen. In ‘de stad’ pik ik de twee grote kids en hond nummer twee op met nog meer tassen. 
We hebben een beetje een strakke planning, we willen de laatste boot niet missen. De wind beukt tegen de auto, maar doordat we zo volgepropt zitten hebben we het voordeel dat de wegligging goed is. Aangekomen bij de haven is het in alle opzichten een bevrijding dat we aan boord kunnen gaan. 

Op het eiland is het ook guur. Gebukt onder wind, regen en tassen lopen we naar de bussen. We worden voor de deur van het appartementencomplex afgezet. We installeren ons en gaan een hapje eten. Later op de avond komt de jeugdvriend van Bert binnenvallen. Hij is nog heel verdrietig. 

Oppakken

De volgende dag gaan we naar Oma op de thee, lopen we langs het graf van Opa, en zijn we op het strand. De plek waar de as van Bert is uitgestrooid staat onder water. Windkracht 7 kleppert ons om de oren. We banen ons een weg door slijk, helmgras en prikkelstruiken. ‘Daar is het’, wijst bonuszoon. ‘Gelukkig hebben we hem niet nog verderop uitgestrooid’,  grapt hij tegen de wind in. 

Die dag gaan we uit eten in het plaatselijke hotel-restaurant dat sinds jaar en dag onveranderd lijkt te zijn. We komen daar al zo lang de herinnering het de kinderen toelaat. Maar vorig jaar niet. We proosten erop omdat we deze familietraditie weer oppakken. 

Na het eten steken we de straat over naar de bar. Het is de eerste keer ‘Rocknacht’ met de eilanderband zonder Bert. De jonge meiden nestelen zich in een hoekje met ice tea en hun telefoontjes. Zij mogen tot middernacht blijven. De grote kids lopen de rookruimte in en uit.

Ik sta een beetje achteraf naar het podium te kijken. Zo vreemd om de band met een andere gitarist te zien. Ik merk dat ik het helemaal niks vind. Er komt een man een gesprekje aanknopen. Ik merk weer dat ik het niks vind.

Dan wordt er een nummer aan Bert opgedragen. 
Ineens zijn de grote kids naast mij, omarmen mij.
We doen samen een paar stappen naar voren. 
We luisteren en heffen het glas op de muzikanten. 
Ik snap dat de muzikanten (ook)  de draad weer oppakken. 

‘Wil je gaan?’,  vraagt mijn bonusdochter als we een paar liedjes verder zijn.  Ja, dat wil ik wel. Dat heeft ze goed aangevoeld. 

Band

De meiden waren al eerder ‘thuis’ en liggen in bed te ‘chillen’ met hun telefoontjes. Met de grote kids drink ik nog een paar biertjes. Meestal hebben we het dan over hun vader. Dat is mooi. Maar nu hebben we het over onszelf.  

‘De eerste twee weken nadat Vaders overleden was ben ik even bang geweest’,  zegt mijn bonuszoon. ‘Je bent onze stiefmoeder, maar toen Papa overleden was…. Ik wist niet wat ik moest verwachten’, vertelt hij. ‘Dat heb ik helemaal niet gehad’,  zegt mijn ‘grote meisje’. 

‘Ik heb dat ook niet gehad’,  zeg ik, ‘maar ik snap je onzekerheid wel. Ik ben jullie stiefmoeder doordat ik met jullie vader getrouwd was maar de vader is ‘weg’. Wat zijn we dan nu?’

We hebben het er open en eerlijk over wat we voor elkaar betekenen. Doordat Bert is weggevallen ontbreekt ‘de oorsprong’ van ons contact. Alles wordt daardoor gehusseld, ook onze relatie. Alsof we ons moeten herschikken en moeten vormen in een nieuwe identiteit. Maar de conclusie is onnoemlijk simpel. 

Wij zijn familie.

Swanny Kremer

Een artikel van


2 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Swanny, familie is als je onontkoombaar aan elkaar vastzit. Als je logischerwijs bij elkaar hoort. Als je moet nadenken waarom dat eigenlijk zo is. Zo kunnen vrienden familie worden. En partners familie worden.
Mooi. Mooi zo. Zo mooi☺️ Dankjeweer