‘Nee hè Mama, toch niet weer bezoek?’ ik ben een beetje verbaasd, wat is er met mijn sociale dochter aan de hand? Als ik het haar vraag zegt ze met een vies gezicht ‘Ja, dan gaat het weer van ‘Wat erg’, en ‘Als ik geweten had dat het zo snel ging dan had ik …..’of ‘Ik mis hem, hij was zo bijzonder’. Ik knik, dit zijn precies de gesprekken zoals ze steeds gaan. ‘Maar Mama, wij weten toch al hoe erg het is? Dat hoeven ze ons niet komen te vertellen.’ Dat klopt.
Verontwaardigd vervolgt ze: ‘En dan gaan ze ook nog eens zitten te huilen en dan ga jij ze troosten. Terwijl, het is voor ons toch eigenlijk het allerergste?’
Eerlijk gezegd sta ik versteld van de rake observaties van mijn dochter. ‘Wat zou jij dan willen?’, vraag ik haar. ‘Ik zou wel willen vertellen over het Ikea-bed, ook wat lachen, even normaal doen.’ Daar is inderdaad tot nu toe geen ruimte voor geweest en ik zeg: ‘Dan gaan we dat doen!’
Als het bezoek dat regelmatig bij ons huilt er is probeer ik de regie te nemen: ‘Wij zijn heel trots, we hebben zelf een Ikea-bed in elkaar gezet’, vertel ik. Het ging ons beter af dan verwacht, we konden het gewoon! Mijn dochter grapt: ‘Behalve dan de bedbodem boven krijgen.’ Ik lach met haar mee, dat was wel typisch. We probeerden de bodem boven te krijgen maar die kwam muurvast te zitten in het trapgat. Samen kregen we die geen kant meer op. We konden zo het bed niet ‘afmaken’ maar ook de trap niet meer gebruiken. Door een foto van de vastzittende bedbodem naar de buren te appen hielpen die een handje. Zij hadden de bodem in een vloek en een zucht los en voor ons naar boven getild. Met een beetje hand en spandiensten lukte het ons zelf!
Het bezoek vindt het knap en komt het mooie nieuwe bed op mijn dochters kamer bewonderen. Als vanzelf praten we ook over Bert. Voorheen zouden mijn dochter en ik ons niet aan zo’n bouwpakket gewaagd hebben.
Dan hadden we het bed uitgekozen en hadden we ervoor gezorgd uit huis te zijn als hij het in elkaar ging zetten. Hij werd daar altijd erg mopperig van, herinneren wij ons. Het bezoek kent die kant van Bert ook wel en we ginnegappen daar wat over.
Ik zeg tegen het bezoek dat het fijn is om ook even te lachen, we huilen al genoeg: ‘Iedereen die hier binnenstapt lijkt haast uit een andere tijdzone te komen. Hun leven raast door, en bij ons worden ze ineens met hun neus op de feiten gedrukt dat Bert er niet meer is. Dan staan ze even stil en voelen ze ineens alles heel heftig. Voor ons is het gemis van Bert dagelijkse kost, we staan ermee op en gaan ermee naar bed. Maar onderhand zetten we langzame stapjes vooruit in onze verwerking.’ Het bezoek bevestigt mijn idee: ‘Ik ben zo druk met alles, maar als ik hier naar binnen loop en jullie zie zonder Bert, dat is hartverscheurend.’
Wat goed dat mijn dochter benoemde hoe zij het bezoek ervaart. Ze kreeg zo’n tegenzin in mensen die toch echt waardevol voor ons zijn. We konden nu het tij keren en vertellen over iets waar we trots op zijn, we konden lachen, we konden ook spreken over het verlies van Bert. Maar ik werd niet degene die het bezoek moest troosten. Dat werd ons beide echt te machtig. Door het erover te hebben konden we bespreekbaar maken dat ieder in een andere fase van rouwverwerking kan verkeren. De ene fase is niet beter of slechter dan de andere, ze zijn gewoon verschillend van elkaar. En bij verschillende fasen horen ook verschillende wensen en behoeftes. Daar kunnen we maar beter open in zijn. Voor mij een leerpunt om de regie weer meer in handen te houden. Ook, of misschien wel juist, bij verdrietige bezoekers.
De keer erop dat het bezoek zich aandient heeft ze er weer zin in. Gelukkig maar. Want de belangrijke anderen in ons leven koesteren we.
Swanny Kremer
4 reacties
Anneke
Mooi, ontroerend en waardevol.
Swanny
Fijn om te horen Anneke. Dank je.
Anniek
Wat een mooi, en leerzaam, verhaal!
Swanny
Dank je wel Anniek.