Marcel Boonen promoveerde in november 2017 met zijn proefschrift Nurses in Space: A qualitative empirical and conceptual study into the use of a drug safety system by nurses in an orthopaedic ward of a general hospital. Hij deed onderzoek naar het gebruik van medicatietechnologie/technologische middelen voor medicijndistributie in verpleging. Ayla van der Boor van Zorgethiek.nu stelde hem een aantal vragen over het onderzoek en de weg naar promotie.
Ik ben begonnen als Intensive Care verpleegkundige. Hierna ben ik leidinggevende geweest op Neurologie en heb ik mij verdiept in hoe mensen met niet-aangeboren hersenletsel leren (revalideren). Hoe nemen deze mensen de wereld waar en hoe kan ik een bijdrage leveren aan hun revalidatie. Zonder dat ik mij er bewust van was heb ik gebruik gemaakt van aspecten van de presentietheorie. In 2005 afgestudeerd aan de Universiteit van Utrecht als Bestuurskundige.
Vanaf 1998 heb ik mijzelf in mijn functies vooral bezig gehouden met zorglogistiek: hoe kunnen we processen beter inrichten voor patiënten, het reduceren van wachttijden en doorlooptijden. Na mijn ervaringen in het ziekenhuis mocht ik ook projecten in de GGZ (Trimbos instituut) uitvoeren voor mensen met een depressie. Vanaf 2004 lag de focus op het verkennen en toepasbaar maken van het concept van Toyota Production System (TPS; Lean management) voor de zorg. Later werd de verbinding gelegd met Menslievende zorg.
In 2009 ben ik begonnen met vooronderzoek en in 2011 gestart met mijn promotieonderzoek naar het gebruik van medicatietechnologie in het Elisabeth-TweeSteden ziekenhuis. Hoe wordt het verpleegkundig handelen institutioneel gestuurd door de medicatietechnologie? Voor de reden ben ik helemaal teruggegaan naar mijn periode op de Intensive Care. Daar heb ik ervaringen opgedaan met technologie die levensreddend kan zijn, maar ook mensen op het verkeerde been kan zetten en dan dus gevaar op kan leveren. In het eerste hoofdstuk van mijn proefschrift licht ik dit nader toe.
Het gebruik van technologie in de zorg is altijd een rol blijven spelen in mijn loopbaan. Technologie is niet meer weg te denken maar het verbaast mij dat we het vaak ook kritiekloos omarmen. De vooronderstelling dat het invoeren van technologie en het terugdringen van de menselijke factor zorg veiliger maakt is slechts ten dele waar.
Ik wil vooral dichtbij de verpleegkundige mijn onderzoek uitvoeren. Diep in de praktijk zodat mijn resultaten ook door die praktijk begrepen en toegepast kunnen worden of in de toekomst bruikbaar kunnen zijn. Ik heb daarbij gebruik gemaakt van literatuur van Peter Paul Verbeek (technologie filosofie, bekende populair-wetenschappelijke technologie-filosoof en hoogleraar filosofie van Mens en Techniek Universiteit Twente) en zijn denkbeelden over het invasieve karakter van technologie.
Voor de praktijkoriëntatie heb ik Nicolini en Schmidt gebruikt en hun beschrijvingen over praktijken. Vervolgens heb ik mij verdiept in de verschillende kennisvormen: technologie maakt gebruik van rationele/geabstraheerde kennis, daarnaast zijn er ook nog andere vormen van kennis zoals: theoretische, praktische kennis, intuïtieve kennis et cetera.
Voor het onderzoek heb ik uiteindelijk Institutionele Ethnografie (IE) gebruikt. Dorothy Smith biedt mij een model waarmee ik dicht bij de verpleegkundigen inzichtelijk kan maken hoe hun werk institutioneel door de technologie en de organisatie wordt gestuurd. Echter heb ik Nicolini en Schmidt nodig daar ik ook wil achterhalen hoe verpleegkundigen in zichzelf en met collega’s delibereren en soms kiezen, tegen of om de technologie heen te werken om goede/veilige zorg te verlenen.
Wat zijn voor jou de meest verrassende bevindingen?
De meest verrassende bevinding is dat, zodra de verpleegkundige de (medicatie)technologie omzeilt dit wordt bestempeld als een workaround (negatief geladen) terwijl als de organisatie reden ziet af te wijken van hetgeen de (medicatie)technologie voorschrijft dit wordt bestempeld als een aanpassing om de workflow niet te belemmeren (het werkproces niet te frustreren).
Het was aanvankelijk wel de intentie om het zorgethisch perspectief nog toe te voegen.
Ik ben begonnen door Davide Nicolini, Robert Schmidt en de kennisvormen als heuristieke lenzen te gebruiken. Zo kon ik naar de praktijk kijken en Institutionele Ethnografie als onderzoekmethode gebruiken, aangevuld met nurse discourse (uit de Practice Theory) om die deliberatie van de verpleegkundige inzichtelijk te maken. Ik heb twee redenen om aan te geven dat ik het gedaan heb zoals ik het gedaan heb.
Namelijk: het specifieke van de situatie die ik onderzoek is heel erg technologie gedomineerd en ik moest theorieën hebben die dat in beeld brengen en dat heb ik bij de zorgethiek niet onmiddellijk voor de hand liggen. Het specifieke van het object en het nadenken over de deliberatie van de verpleegkundigen kan zeker ook vanuit een zorgethisch perspectief gebeuren, maar ik heb mij daar veel bescheidener op moeten stellen en ben dichter bij mijn object gebleven. Ik herken dat daar zorgethische reflectie op mogelijk is maar ik heb volstaan met theorieën over die sturing in de praktijken en deliberatie, waardoor ik dichter bij die verpleegkundigen ben gebleven.
0 reacties