babyluikje

9 – 12 minuten

0 reacties

Een baby gevonden in een vuilcontainer, op een flatgalerij  of, zoals onlangs, in een plantenbak.((Baby gevonden in ondergrondse vuilcontainer. NOS, 26-10-2014; Dode baby in vuilniszak in Breda. NOS, 30-12-2014; Babylijkje gevonden in bosjes bij theater Rotterdam. NOS, 03-08-2017)). Ondanks het ruime aanbod aan hulpverlening bij ongewenste zwangerschap komt het in Nederland nog steeds voor dat baby’s op straat worden achtergelaten. Sinds 2014 bestaat in Nederland het fenomeen ‘babyluikje’; officieel ‘vondelingenkamer’ genoemd.

Dit tweedelige artikel informeert in deel 1 over het fenomeen en de doelgroep en inventariseert in deel 2 de kritiek van de reguliere hulpverlening en de overheid, en geeft hierop een zorgethische beschouwing. In hoeverre biedt het babyluikje goede zorg?

Voor- en tegenstanders

Volgens Barbara Muller van Stichting Beschermde Wieg, de initiator van de vondelingenkamer, werden er tot nu toe door deze voorziening tien baby’s gered((Halkes, J. (2017). Tien baby’s gered dankzij vondelingenkamers. Metro, 04-08-2017)). Kan nu gesteld worden dat deze vorm van hulp bestaansrecht heeft? Dat staat ter discussie.
Zorgethiek.nu plaatste eerder een interview met prof.dr. Hans van Goudoever, hoofd Kindergeneeskunde VUmc en hoofd Emma Kinderziekenhuis AMC, en bevlogen voorvechter voor babyluikjes in ‘zijn’ ziekenhuizen. Instanties als Fiom en Siriz , die gespecialiseerd zijn in hulpverlening bij ongewenste zwangerschap, maar ook het Better Care Network Netherlands (BCN)((Better Care Network Netherlands (BCN): coalitie van Defence for Children-ECPAT, ICCO/KerkinActie, Stichting Kinderperspectief, SOS Kinderdorpen, UNICEF Nederland, Wereldkinderen, ICS en Wilde Ganzen.)) en de overheid((TK (2015/2016). Brief van de Minister van Veiligheid en Justitie. 31839 891 nr. 540.)) zijn géén voorstander van deze voorziening.

Dit artikel inventariseert hun kritiek, maar stelt bovenal de vraag vanuit zorgethisch perspectief: ‘Wat is goede zorg voor de doelgroep van de vondelingenkamer en in hoeverre wordt deze zorg met de vondelingenkamer geboden?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is het noodzakelijk duidelijkheid te krijgen over wat, maar vooral over wíe deze discussie gaat.

Vondelingenkamer en babyluikje

Een vondelingenkamer is een veilige ruimte waarin een baby kan worden achtergelaten. De veelgebruikte aanduiding ‘babyluikje’ stamt af van de voorziening die sommige kloosters vanaf de middeleeuwen boden: een opening in de kloostermuur waarin baby’s anoniem konden worden afgestaan, zoals het voorbeeld van de blogafbeelding.

Hoewel de luik-vorm in het buitenland nog steeds in gebruik is, zijn de vondelingenkamers in Nederland kleine kamers van circa één bij twee meter met een eigen ingang. In de kamer ligt informatie voor hulpverlening aan de moeder en een puzzelstukje waarvan de helft kan worden meegenomen voor eventuele latere identificatie. Degene die de baby brengt kan zich via een intercom melden en indien gewenst spreken met een hulpverlener. Informatie over de ouder(s) kan worden achtergelaten en wordt dan voor het kind gedeponeerd bij een notaris.

Beoogde doelgroep

Stichting Beschermde Wieg zegt over de doelgroep van de vondelingenkamer : “De Stichting stelt zich ten doel zwangere vrouwen die, om welke redenen dan ook, geen beroep op reguliere hulpverlening kunnen, durven of willen doen, desgewenst anoniem, hulp te bieden bij hun vragen en onzekerheden rond hun zwangerschap, bevalling of de situatie die ontstaat als zij eenmaal zijn bevallen. Vaak gaat het om vrouwen die hun zwangerschap geheim willen houden uit angst voor repercussies bij het bekend worden daarvan.”babyluikje

In het interview van Zorgethiek.nu met prof.dr. Hans van Goudoever , stelde hij: “Dit is een doelgroep die wij in het ziekenhuis nooit te zien krijgen, moeders die waarschijnlijk in een uitzichtloze en misschien zelfs levensbedreigende situatie zitten. (…). Moeders die om welke reden dan ook niet zelf voor hun baby kunnen zorgen, waarschijnlijk niet verzekerd zijn, geen sociale context hebben waarin ze worden opgevangen en nooit naar het ziekenhuis komen (…).”

Ten eerste valt in deze omschrijvingen op dat er geen onderverdeling is gemaakt binnen de doelgroep. De wet((Art. 256 en art. 257 WvS)) en instanties als het NIDAA en Fiom maken onderscheid tussen enerzijds te vondeling leggen op een veilige plaats, en anderzijds de baby doden of achterlaten op een onveilige plaats waarbij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het kind zal overlijden. Kan de vondelingenkamer dan een alternatief zijn?
Ten tweede vraag ik mij af of de profilering van de doelgroep overeenkomt met de werkelijkheid.

Werkelijke doelgroep

Er is nog geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de personen die een baby achtergelaten hebben in één van de acht vondelingenkamers in Nederland. Uit Hongaars onderzoek blijkt echter dat in vijftien van de zestien onderzochte gevallen de baby door een man in het babyluik werd geplaatst((Bron: Dilemma vondelingenkamer. Fiom, 14-01-2015.)). Dit maakt aannemelijk dat de doelgroep breder is dan alleen (aanstaande) moeders.
De profilering van de moeders door Van Goudoever lijkt te duiden op vrouwen die aan de rand van de maatschappij leven: onverzekerd, sociaal geïsoleerd, zorgmijdend, verkerend in een uitzichtloze en misschien zelfs levensbedreigende situatie.

Uit persoonlijke verhalen((Ervaringsverhalen, o.a. op www.beschermdewieg.nl, televisieprogramma’s als Spoorloos, e.d.)) blijkt echter dat er bij moeders die hun kind achterlaten een brede variatie is in leeftijd, sociaal-culturele achtergrond, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en gezinssamenstelling. Zo voldoet bijvoorbeeld de 35-jarige Joyce, hoogopgeleid, met werk, gezin en sociaal netwerk, op geen enkele manier aan het beeld dat Van Goudoever schetste; toch heeft zij in 2013 haar kind te vondeling gelegd((Werdmuller, A. (2012). Eigen Bloed – over moeders die hun kind afstaan ter adoptie. Deventer: Entos. Pp.55-78)). Vrouwen uit sociaal kwetsbare groepen zijn bovendien vaak al vóór hun zwangerschap in beeld bij de hulpverlening, waardoor zij begeleid kunnen worden naar adequaat handelen.

Ik sprak met Cindy en Agathà((Namen gefingeerd; werkelijke naam bekend bij auteur.)). Cindy raakte zwanger tijdens een zwervend bestaan. Omdat zij zich hierdoor kwetsbaarder voelde, sliep zij minder vaak op straat en vaker in de nachtopvang. Van daaruit werd de stap naar hulpverlening gemaakt. Hetzelfde geldt voor Agathà. Als prostituee stond zij beroepsmatig onder medische controle; haar zwangerschap werd dan ook snel ontdekt en Agathà werd begeleid naar gespecialiseerde hulpverlening.

Ondanks het feit dat Cindy en Agathà voldeden aan het profiel van Van Goudoever, hebben zij beiden adequaat gehandeld en goed voor zichzelf en de baby kunnen zorgen. Voor vrouwen daarentegen die sterk afhankelijk zijn van hun sociale omgeving of die een maatschappelijk geslaagd leven met sociaal aanzien leiden, kan de stap naar de hulpverlening (te) groot zijn. Deze vrouwen en hun naasten hebben bovendien meer te verliezen dan vrouwen als Cindy en Agathà, wat een belangrijk motief kan zijn om de zwangerschap verborgen te houden.

Decision makers

Onder ‘doelgroep’ versta ik: de personen die gebruik willen maken van de vondelingenkamer en in de positie verkeren daarover te moeten en kunnen beslissen. Ik noem deze personen de decision makers: zíj besluiten of de baby in een vondelingenkamer wordt achtergelaten. Idealiter is het de moeder van het kind die deze beslissing neemt, maar het kan ook iemand uit haar sociale omgeving zijn, met of zonder haar instemming.babyluikjes

Om de doelgroep van de vondelingenkamer nauwkeuriger te kunnen benoemen, maakte ik op basis van mijn bevindingen een hypothetische indeling van de decision makers naar reactie op de ongewenste zwangerschap:

De coping decision maker

De coping decision maker onderkent de zwangerschap en handelt vervolgens adequaat en weloverwogen: hij of zij besluit over het wel of niet uitdragen van de zwangerschap, over het wel of niet houden van de baby, en roept reguliere hulpverlening in voor moeder en kind. Als de decision maker niet de aanstaande moeder zelf is, houdt ‘adequaat handelen’ ook in: handelen met haar instemming. Een decision maker die op deze manier met de ongewenste zwangerschap omgaat, probeert de werkelijkheid niet te veranderen maar daar zo goed mogelijk mee om te gaan. Omdat eventueel afstand-doen wordt begeleid door de reguliere hulpverlening, is er geen reden voor dit type decision maker om gebruik te willen maken van de vondelingenkamer.

De managing decision maker

Deze decision maker onderkent de zwangerschap maar handelt vervolgens níet adequaat, of pas in een laat stadium. Als de decision maker niet van plan is reguliere hulpverlening in te schakelen, dan zal deze tijdens de zwangerschap gaan zoeken naar ‘oplossingen’ zoals illegale abortus, illegale adoptie, achterlating op een zorgvuldig gekozen veilige of onveilige plaats, en neonaticide. De managing decision maker probeert de situatie te ‘saneren’, wat een zekere mate van oriëntatie, berekening en voorbereiding vereist.

Zoals het NIDAA aangeeft is bij kinderdoding de moeder vaak jong, afhankelijk en slachtoffer van seksueel misbruik. Een decision maker in deze situatie is soms tevens de dader van het misbruik, die er belang bij heeft om de baby (het ‘bewijsmateriaal’) te doen verdwijnen. Omdat de moeder bij jarenlang misbruik door dezelfde dader vaak meerdere malen zwanger raakt, kan er bovendien een verschrikkelijke routine ontstaan in het doden. Bewuste keuze voor kinderdoding sluit de vondelingenkamer als alternatief uit.

De solving decision maker

De solving decision maker ontkent de zwangerschap. Bij de bevalling vindt een schokkende confrontatie met de werkelijkheid plaats, wat kan leiden tot handelen in een vlaag van bewustzijnsvernauwing. Als er op dat moment toch adequaat gehandeld kan worden, wordt noodhulp ingeschakeld (bijvoorbeeld door 112 te bellen of naar de Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis te gaan), omdat er ‘ineens’ een baby geboren wordt.
Inadequaat handelen betekent in deze situatie: impulsieve neonaticide of achterlating van de baby op een impulsief gekozen plaats. De vondelingenkamer zal dan alleen gekozen worden als de decision maker er toevallig langs komt.

Uit bovenstaande indeling komt naar voren dat de doelgroep van de vondelingenkamer voornamelijk zou kunnen bestaan uit managing decision makers (als bewuste keuze voor een veilige plaats) en in veel mindere mate uit solving decision makers (als impulsief gekozen plaats). Ook komt naar voren dat de vondelingenkamer alleen een toevallig alternatief kan zijn voor kinderdoding.

Kenmerkend voor deze typen decision makers is dat zij tijdens de zwangerschap en bevalling niet in staat of niet bereid zijn tot adequaat handelen, én dat zij tijdens de bevalling onder hoogspanning staan; de managing decision maker moet immers de gekozen illegale oplossing gaan uitvoeren, de solving decision maker verkeert in een toestand van shock of dissociatie. Het inadequaat handelen van deze decision makers en vooral van de laatste categorie, kan daarom irrationele vormen aannemen.

Binnenkort in het tweede deel van dit artikel onder meer: voegt de vondelingenkamer iets toe aan de reguliere voorzieningen? Ook wordt een zorgethische beschouwing van het fenomeen gegeven.

Bron afbeeldingen babyluikjes: Wikipedia.
De baby op de foto bij dit artikel is op geen enkele manier bij het onderwerp betrokken

[widget id=”footnotes_widget-2″]

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *